Publicatie over liefdesleven publieke persoon onrechtmatig
NL Rechtbank van Eerste Aanleg Brussel 15 december 2014, IEFbe 1577 (Eisers tegen De Persgroep)
Mediarecht. Privacy. Inbreuk privéleven. Publieke persoon. Er wordt een artikel gepubliceerd over de vermeende affaire van een van eisers. Eisers stellen door dit artikel geschaad te zijn in hun goede naam en dat deze inbreuk maakt op hun privé- en gezinsleven. Zij eisen onder andere morele schadevergoeding.
De Rechtbank oordeelt dat het artikel, ondanks de interviewvorm, betrekking heeft op een intieme aangelegenheid in het privéleven van eisers. Dat eiseres een publieke persoon is, maakt niet dat haar privéleven publiek bezit is en er bestaat geen enkele noodzaak of maatschappelijke relevantie om tot publicatie van de beweringen over te gaan. De Rechtbank verklaart de vordering lastens De Persgroep tot 50.000 EUR per eiser, wegens de totstandkoming en de publicatie van het gewraakte artikel, onontvankelijk. Voor het overige moeten de journalisten 2.500 EUR per eiser en De Persgroep 5.000 EUR per eiser betalen.
r.o. 5.1: “(...) Eisers, in het bijzonder eiseres zijn weliswaar publieke personen, die in het verleden het grote publiek reeds vrijwillig inzage hebben gegeven in bepaalde aspecten van hun privé-leven, doch daaruit kan niet worden afgeleid dat hun privé-leven publiek bezit is en dat zulks aldus aan de pers een vrijgeleide geeft om over elke aspect daarvan op grond van om het even welk gerucht of getuigenis te verhalen"
"Eisers werden door verweerders gecontacteerd, doch zij hebben gesteld niet te willen ingaan op dit intieme gedeelte van hun relatie: hieruit hebben verweerders ten onrechte afgeleid dat eisers geen wederwoord wilden en verweerders hebben de stellingname van eisers volledig foutief geïnterpreteerd als een “carte blanche” om de beweringen van de getuige ongenuanceerd te publiceren en - in tegenstelling tot hetgeen verweerders thans stellen - kan uit het artikel worden afgeleid dat verweerders de stellingen van de getuige wel degelijk tot de hunne hebben gemaakt; Het gaat niet louter om een interview van een - overigens dubieuze getuige - er worden in het artikel ook duidelijke beschouwingen en gevolgtrekkingen van eerste, tweede en derde verweerders zelf opgenomen; Het is bovendien geenszins bewezen dat de beweerde overspelige relatie van eiser, reeds voor de publicatie van het gegriefd artikel in andere bladen het voorwerp van artikelen is geweest."
r.o. 5.2: "De rechtbank stelt vast dat vierde verweerster - onmiskenbaar uit commerciële overwegingen - het artikel extra in de verf heeft gezet door het overgrote deel van de voorpagina te gebruiken ter aankondiging van de in het artikel geuite beschuldigingen; Daarbij werden ongenuanceerd "oneliners" gepubliceerd, volledig buiten de context van het artikel zelf en werden de ontoelaatbare beschuldigingen zonder enige nuance op de voorpagina geplaatst, voorpagina die ongetwijfeld ook door het publiek, zelfs door publiek dat de uitgave niet zelf aankocht wordt gelezen; De ongenuanceerde en onevenwichtige publicatie van de beschuldigingen op de voorpagina heeft trouwens onmiskenbaar tot doel de aandacht van het publiek te trekken en de verkoop te stimuleren; (...) Vierde verweerster is door deze beide acties duidelijk te kort geschoten in haar voorzichtigheidsplicht, door een op zich reeds zeer betwist artikel extra in de verf te zetten, hetzij door er zeer uitgebreid naar te verwijzen op de cover en het bovendien op te nemen in andere publicaties, waardoor een nog groter publiek werd bereikt;"r.o. 5.3: "De rechtbank aanvaard dat eiseressen morele schade hebben geleden. (...) "De omvang van de door eisers geleden morele schade wordt niet in concreto bewezen en kan ook moeilijk begroot worden aan de hand van de door partijen voorgelegde CIM-persbereikstudies. Het gaat in deze studies uiteraard steeds om een gemiddeld aantal lezers en men mag er niet van uitgaan dat alle lezers het artikel zeer effectief lezen. De rechtbank is van oordeel dat in deze de morele schade van eisers wegens de publicatie van het artikel billijk begroot en beperkt kan worden tot 2.500 euro."
"Wat de specifieke fouten van vierde verweerster betreft (de vermeldingen op de cover en het gebruiken van dezelfde publicatie in een wervingscampagne voor het aantrekken van nieuwe medewerkers), moet rekening worden gehouden met het feit dat vierde verweerster met de betreffende cover ongetwijfeld commercieel gewin heeft nagestreefd, waarbij mag worden gesteld dat vierde verweerster kennelijk meer bekommerd was om een spectaculaire voorpagina zulks op basis van een onvoldoende afgecheckt artikel, waarvan bovendien op voorhand kon geweten worden dat het de aandacht van het publiek zou trekken en waarbij - zelfs bij de niet-kopers van het magazine, die, bijvoorbeeld bij een bezoek aan een krantenwinkel enkel de oneliners op de cover hebben gelezen, eisers in diskrediet werden gebracht; Ook moet rekening worden gehouden dat door het tweede gebruik van dezelfde cover in alle edities van vierde verweerster, met het oog op een wervende campagne, de cover ook werd gelezen door een publiek dat gewoonlijk het magazine "Dag Allemaal" niet koopt of leest, waardoor de ruchtbaarheid die aan de desbetreffende cover werd gegeven in ernstige mate werd verhoogd; De rechtbank is van oordeel dat voor wat de specifieke fouten van vierde verweerster betreft (de samenstelling van de cover en de tweede verspreiding) de morele schade van eisers ex aequo et bono kan worden begroot op 5.000,00 EUR;"