Gepubliceerd op donderdag 25 augustus 2016
IEFBE 1910
HvJ EU - CJUE ||
2 jun 2016
HvJ EU - CJUE 2 jun 2016, IEFBE 1910; (Champagne Sorbetijs), https://ie-forum.be/artikelen/prejudicieel-gestelde-vragen-over-champagne-sorbetijs-waarin-echt-champagne-zit

Prejudicieel gestelde vragen over champagne sorbetijs waarin echt Champagne zit

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 2 juni 2016, IEF 16208; IEFbe 1910; C-393/16 (Champagne Sorbetijs) Via Minbuza: Geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen. Verzoekster is een vereniging van de FRA champagne-industrie, waarbij alle wijnboeren en bedrijven die betrokken zijn bij de aanbouw en productie van champagne zijn aangesloten. Galana (interveniënte aan de zijde van verweerster Aldi) produceert diepvriesproducten, waaronder “Champagner Sorbet”, die verweerster, een discounter, eind 2012 aanbood en waarvoor zij reclame maakte in brochures. Volgens de lijst van ingrediënten op de verpakking van het product bestaat “Champagner Sorbet” onder meer uit “champagne (12 %)”. Verzoekster is van mening dat de verkoop van het diepvriesproduct inbreuk maakt op de beschermde oorsprongsbenaming “champagne” en vordert een verbod op het gebruik van de benaming “Champagner Sorbet” in het economische verkeer van diepvriesproducten. De rechter in eerste aanleg wijst verweersters vordering toe. In hoger beroep (door interveniënte) wijst de appelrechter de vordering alsnog af. Hij oordeelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een verbod en dat er geen sprake is van misleiding in de zin van Vo. 1308/2013. Verzoekster stelt daarop beroep in Revision in bij de verwijzende rechter.

De verwijzende DUI rechter (Bundesgerichtshof) stelt vast dat nadere uitleg nodig is van artikel 118 quaterdecies van Vo. 1234/2007 en van de sinds 01-01-2014 vervangende bepaling artikel 103 van Vo. 1308/2013. Uit rechtspraak van het HvJEU destilleert hij dat aan in het register van de EURCIE ingeschreven oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen absolute voorrang toekomt. Dit geldt ook wanneer een soortnaam bestanddeel is van een uit meerdere woordbestanddelen bestaande benaming. In C-75/15 heeft het HvJEU geoordeeld over mogelijke verwarring bij het publiek en het feit dat een marktdeelnemer ten onrechte kan profiteren van de reputatie van de beschermde geografische aanduiding. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen:

1) Moeten artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103, lid 2, onder a), ii), van verordening (EU) nr. 1308/2013 aldus worden uitgelegd dat zij ook van toepassing zijn wanneer de beschermde oorsprongsbenaming wordt gebruikt als deel van een benaming voor een levensmiddel dat niet in overeenstemming is met het productdossier, maar waaraan een ingrediënt is toegevoegd dat in overeenstemming is met het productdossier?

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

Moeten artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103, lid 2, onder a), ii), van verordening (EU) nr. 1308/2013 aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een beschermde oorsprongsbenaming als deel van een benaming voor een levensmiddel dat niet in overeenstemming is met het productdossier, maar waaraan een ingrediënt is toegevoegd dat in overeenstemming is met het productdossier, neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van de oorsprongsbenaming wanneer de benaming van het levensmiddel overeenkomt met de bij het relevante publiek gebruikelijke benaming en het ingrediënt in voldoende hoeveelheid werd toegevoegd teneinde het product een essentieel kenmerk te verlenen?

3) Moeten artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), van verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103, lid 2, onder b), van verordening (EU) nr. 1308/2013 aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een beschermde oorsprongsbenaming onder de in de tweede prejudiciële vraag beschreven omstandigheden misbruik, nabootsing of voorstelling oplevert?

4) Moeten artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103, lid 2, onder c), van verordening (EU) nr. 1308/2013 aldus worden uitgelegd dat zij alleen van toepassing zijn op onjuiste of misleidende aanduidingen die bij het relevante publiek aanleiding kunnen geven tot misverstanden over de geografische herkomst van een product?