Gepubliceerd op maandag 25 maart 2024
IEFBE 3725
HvJ EU - CJUE ||
21 mrt 2024
HvJ EU - CJUE 21 mrt 2024, IEFBE 3725; ECLI:EU:C:2024:254 (LEA tegen Jamendo), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-italiaanse-cbo-wetgeving-in-strijd-met-vweu

HvJ EU: Italiaanse CBO-wetgeving in strijd met VWEU

HvJ EU 21 maart 2024, IEF 21960, IEFbe 3725; ECLI:EU:C:2024:254 (LEA tegen Jamendo SA). LEA is een aan het Italiaanse recht onderworpen collectieve beheerorganisatie die gerechtigd is om in Italië te bemiddelen inzake auteursrechten. Jamendo SA is een onafhankelijke beheerentiteit die sinds 2004 in Italië actief is. LEA heeft de rechter verzocht om Jamendo te bevelen haar bemiddelingsactiviteiten inzake auteursrechten in Italië te staken. Jamendo stelt dat naar Italiaans recht bemiddelingsactiviteiten voorbehouden zijn aan de SIAE (de Italiaanse vennootschap van auteurs en uitgevers), waardoor het voor onafhankelijke beheerentiteiten onmogelijk is om aldaar te bemiddelen inzake auteursrechten en deze entiteiten gedwongen worden om vertegenwoordigingsovereenkomsten te sluiten met de SIAE of met andere erkende collectieve beheerorganisaties. De rechter stelt de prejudiciële vraag of de Richtlijn collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten (RI 2014/26) het verbiedt een nationale regeling te hanteren die toegang tot de markt voor bemiddeling voorbehoudt aan collectieve beheerorganisaties, met uitsluiting van organisaties die kunnen worden gekwalificeerd als onafhankelijke beheerentiteiten die in dezelfde staat of in andere lidstaten zijn opgericht.

In casu moet worden vastgesteld dat een nationale maatregel als die in een andere lidstaat gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten niet toestaat om hun diensten inzake het beheer van auteursrechten en naburige rechten in Italië te verrichten, waardoor zij worden gedwongen vertegenwoordigingsovereenkomsten te sluiten met een collectieve beheerorganisatie die in die lidstaat is gemachtigd, een beperking vormt van de door artikel 56 VWEU gewaarborgde vrijheid van dienstverrichting. Hier zijn evenredige beperkingen op mogelijk, bijvoorbeeld met oog op het beschermen van IE-rechten. In casu gaat de nationale regeling echter verder dan noodzakelijk is om auteursrechten te beschermen. Artikel 56 VWEU verzet zich dus tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die op algemene en absolute wijze uitsluit dat in een andere lidstaat gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten in eerstgenoemde lidstaat hun diensten inzake het beheer van auteursrechten kunnen verrichten.

77. In casu moet worden vastgesteld dat een nationale maatregel als die in het hoofdgeding, voor zover zij in een andere lidstaat gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten niet toestaat om hun diensten inzake het beheer van auteursrechten en naburige rechten in Italië te verrichten, waardoor zij worden gedwongen vertegenwoordigingsovereenkomsten te sluiten met een collectieve beheerorganisatie die in die lidstaat is gemachtigd, kennelijk een beperking vormt van de door artikel 56 VWEU gewaarborgde vrijheid van dienstverrichting.

96. Gelet op een en ander moet worden geoordeeld dat het verschil in behandeling dat door de betrokken nationale regeling wordt gemaakt tussen onafhankelijke beheerentiteiten en collectieve beheerorganisaties, beantwoordt aan het streven om de doelstelling van bescherming van auteursrechten op consistente en stelselmatige wijze te verwezenlijken, aangezien richtlijn 2014/26 voor onafhankelijke beheerentiteiten minder strenge eisen stelt dan voor collectieve beheerorganisaties, in het bijzonder wat betreft de toegang tot de activiteit van beheer van auteursrechten en naburige rechten, de verlening van licenties, de wijze van bestuur en het toezichtkader. In die omstandigheden kan een dergelijk verschil in behandeling worden geacht geschikt te zijn om de verwezenlijking van dat doel te waarborgen.

98. In die omstandigheden moet worden vastgesteld dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling – voor zover zij elke onafhankelijke beheerentiteit, ongeacht de wettelijke vereisten waaraan deze krachtens het nationale recht van haar lidstaat van vestiging is onderworpen, op absolute wijze belet een door het VWEU gewaarborgde fundamentele vrijheid uit te oefenen – verder gaat dan noodzakelijk is om auteursrechten te beschermen.