Gepubliceerd op donderdag 11 april 2019
IEFBE 2863
HvJ EU - CJUE ||
11 apr 2019
HvJ EU - CJUE 11 apr 2019, IEFBE 2863; ECLI:EU:C:2019:317 (OKO-Test Verlag tegen Dr. Rudolf Liebe Nachf), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-inbreuk-op-testlabel-merk-als-derde-ongerechtvaardigd-voordeel-trekt

HvJ EU: Inbreuk op testlabel-merk als derde ongerechtvaardigd voordeel trekt

HvJ EU 11 april 2019, IEF 18390, IEFbe 2863; ECLI:EU:C:2019:317 (ÖKO-Test Verlag tegen Dr. Rudolf Liebe Nachf) Merkenrecht.

1) Artikel 9, lid 1, onder a) en b), [UniemerkenVo] en artikel 5, lid 1, onder a) en b) [Merkenrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een individueel merk bestaande uit een testlabel zich op grond van die bepalingen niet ertegen kan verzetten dat een derde een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met dit merk aanbrengt op waren die noch dezelfde zijn als noch soortgelijk zijn aan de waren of diensten waarvoor dat merk is ingeschreven.

2) Artikel 9, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 en artikel 5, lid 2, van richtlijn 2008/95 moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een bekend individueel merk bestaande uit een testlabel zich op grond van die bepalingen ertegen kan verzetten dat een derde een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met dit merk aanbrengt op waren die noch dezelfde zijn als noch soortgelijk zijn aan die waarvoor dat merk is ingeschreven, indien is aangetoond dat deze derde daardoor ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van dat merk en de derde in dit geval niet heeft aangetoond dat er een „geldige reden” in de zin van die bepalingen is voor het aanbrengen van dat teken.

 

Gestelde vragen [IEF 17470; IEFbe 2471]

1. Is er sprake van een inbreukmakend gebruik van een individueel merk in de zin van artikel 9, lid 1, tweede zin, onder b), van de Gemeenschapsmerkenverordening/Uniemerkenverordening of artikel 5, lid 1, tweede zin, onder a), van de Merkenrechtrichtlijn, wanneer - het individuele merk is aangebracht op een product waarvoor het individuele merk niet is ingeschreven, - het aanbrengen door een derde van het individuele merk door het publiek wordt opgevat als een zogenoemd „Testsiegel” (testlabel), dus in die zin dat het product is vervaardigd en in de handel is gebracht door een niet onder de controle van de merkhouder vallende derde, maar de merkhouder dit product heeft onderzocht ten aanzien van bepaalde eigenschappen en op grond daarvan heeft beoordeeld met een bepaalde, op het testlabel vermelde score, - en het individuele merk onder meer is ingeschreven voor „Consumenteninformatie en -advies over de keuze van goederen en diensten, met name met gebruikmaking van test- en onderzoeksresultaten alsmede door middel van kwaliteitsbeoordelingen”? 

2. Voor het geval dat het Hof de eerste vraag ontkennend beantwoordt: Is er dan sprake van een inbreukmakend gebruik in de zin van artikel 9, lid 1, tweede zin, onder c), van de Gemeenschapsmerkenverordening en van artikel 5, lid 2, van de Merkenrechtrichtlijn, wanneer - het individuele merk slechts als – onder punt 1 beschreven – testlabel bekend is en - het individuele merk door de derde als testlabel wordt gebruikt?