Gepubliceerd op donderdag 7 juni 2018
IEFBE 2595
HvJ EU - CJUE ||
7 jun 2018
HvJ EU - CJUE 7 jun 2018, IEFBE 2595; ECLI:EU:C:2018:415 (Glen Buchenbach; Scotch Whisky Association tegen Michael Klotz), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-het-is-onvoldoende-dat-glen-op-enigerlei-wijze-een-associatie-oproept-met-beschermde-geografi

HvJ EU: Het is onvoldoende dat 'Glen' op enigerlei wijze een associatie oproept met beschermde geografische aanduiding Scotch Whisky

HvJ EU 7 juni 2018, IEF 17753, IEFbe 2595; RB 3145; ECLI:EU:C:2018:415; C-44/17 (Glen Buchenbach; Scotch Whisky Association tegen Michael Klotz) Geen indirect gebruik van beschermde geografische aanduiding. Uit het persbericht (vertaald): Om te kunnen bepalen of een aanduiding verboden is door EU-wetgeving, moet de nationale rechter bepalen of de consument direct denkt aan de beschermde geografische aanduiding 'Scotch Whisky' wanneer deze een vergelijkbaar product met het teken 'Glen' ziet. Het is onvoldoende dat dit bestanddeel bij het doelpubliek op enigerlei wijze een associatie met de geregistreerde geografische aanduiding of het ermee verbonden geografische gebied oproept. HvJ EU:

1) Artikel 16, onder a), van verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van verordening (E[E]G) nr. 1576/89 van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van „indirect commercieel gebruik” van een geregistreerde geografische aanduiding vereist is dat het litigieuze bestanddeel in een vorm wordt gebruikt die identiek is aan of vanuit fonetisch en/of visueel oogpunt vergelijkbaar is met deze aanduiding. Het volstaat derhalve niet dat dit bestanddeel bij het doelpubliek op enigerlei wijze een associatie met de geregistreerde geografische aanduiding of het ermee verbonden geografische gebied oproept.

2) Artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 moet aldus worden uitgelegd dat de verwijzende rechterlijke instantie voor de vaststelling van een „voorstelling” van een geregistreerde geografische aanduiding dient te beoordelen of de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument, bij het zien van de litigieuze benaming, als referentiebeeld het artikel waarvoor de beschermde geografische aanduiding geldt voor de geest zal komen. In het kader van deze beoordeling moet deze rechterlijke instantie – nu er ten eerste geen fonetische en/of visuele gelijkenis tussen deze benaming en deze beschermde geografische aanduiding bestaat en ten tweede de bestreden benaming geen deel van een beschermde geografische aanduiding bevat – in voorkomend geval ermee rekening houden dat deze benaming en de genoemde aanduiding conceptueel dicht bij elkaar liggen.

Artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van een „voorstelling” van een geregistreerde geografische aanduiding geen rekening hoeft te worden gehouden met de context waarin het litigieuze bestanddeel wordt gebruikt en met name niet met het feit dat dit bestanddeel vergezeld gaat van een vermelding van de werkelijke oorsprong van het betrokken product.

3) Artikel 16, onder c), van verordening nr. 110/2008 moet aldus worden uitgelegd dat, teneinde vast te stellen of er sprake is van een in deze bepaling verboden „onjuiste of misleidende vermelding”, geen rekening hoeft te worden gehouden met de context waarin het litigieuze bestanddeel wordt gebruikt.