Gepubliceerd op donderdag 11 juni 2020
IEFBE 3082
HvJ EU - CJUE ||
11 jun 2020
HvJ EU - CJUE 11 jun 2020, IEFBE 3082; ECLI:EU:C:2020:461 (Brompton Bicycle), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-brompton-bicycle

Uitspraak ingezonden door Peter Teunissen, Radboud Universiteit.

HvJ EU Brompton Bicycle

HvJ EU 11 juni 2020, IEF 19259, IEFbe 3082, ECLI:EU:C:2020:461 (Brompton Bicycle) Brompton Bicycle beschuldigt CHEDECH ervan inbreuk te maken op Bromptons auteursrecht betreffende haar vouwfietsen. Net als de vouwfietsen van CHEDECH, hebben die van Brompton drie standen (gevouwen, open en stand-by). Brompton meent dat inbreuk wordt gemaakt op haar auteursrecht door de identieke verschijningsvormen van de vouwfietsen. Richtlijn 2001/29/EG bepaalt dat voor gebruiksvoorwerpen auteursrechtelijke bescherming uitgesloten is indien het gaat om verschijningsvormen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van het technische resultaat. CHEDECH stelt dat dit laatste in deze zaak ook het geval is. In de Belgische rechtspraak wordt om de noodzakelijkheid te bepalen het onlosmakelijke verbandcriterium toegepast. Het Hof past een ander criterium toe, namelijk het oorzakelijkheidscriterium. De Belgische rechter vroeg het Hof om verduidelijking. Is auteursrechtelijke bescherming van de vouwfiets uitgesloten als de verschijningsvorm noodzakelijk is voor het technische resultaat [IEF 18332]?
Zie ook de bijdrage van Dirk Visser over deze uitspraak [IEF 19258].

Beantwoording van de prejudiciële vragen:

 Derhalve dient op de prejudiciële vragen te worden geantwoord dat de artikelen 2 tot en met 5 van richtlijn 2001/29 aldus moeten worden uitgelegd dat de daarin neergelegde auteursrechtelijke bescherming van toepassing is op een product waarvan de verschijningsvorm, althans gedeeltelijk, noodzakelijk is om een technisch resultaat te bereiken, wanneer dit product een oorspronkelijk werk is dat het resultaat is van een intellectuele schepping omdat de auteur door middel van die verschijningsvorm zijn creatieve vermogen op originele wijze tot uitdrukking heeft gebracht door vrije en creatieve keuzen te maken zodat die verschijningsvorm zijn persoonlijkheid weerspiegelt. De nationale rechter moet dit verifiëren en moet daarbij rekening houden met alle pertinente gegevens van het hoofdgeding.