Gepubliceerd op dinsdag 16 september 2025
IEFBE 3976
Gerecht EU - Tribunal UE ||
10 sep 2025
Gerecht EU - Tribunal UE 10 sep 2025, IEFBE 3976; ECLI:EU:T:2025:851 (European Federation of Financial Analysts’ Societies tegen EUIPO ), https://ie-forum.be/artikelen/geen-vreedzame-co-existentie-voor-merken-cfa-en-cefa

Geen vreedzame co-existentie voor merken CFA en CEFA

Gerecht EU 10 september 2025, IEF 22920; IEFbe 3976; ECLI:EU:T:2025:851 (European Federation of Financial Analysts’ Societies tegen EUIPO). De European Federation of Financial Analysts' Societies (hierna: EFFAS) vordert een vernietiging van een beslissing van het EUIPO waarin de aanvraag voor het woordmerk 'CEFA Certified European Financial Analyst' wordt afgewezen wegens het bestaan van een ouder merk, 'CFA' van CFA Institute. EFFAS betoogt dat de kamer van beroep in de bestreden beslissing artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 heeft geschonden door te oordelen dat er geen sprake was van vreedzaam naast elkaar bestaan van het aangevraagde merk en het oudere merk. 

EFFAS betoogt dat de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat het voor de oppositieafdeling en de kamer van beroep aangevoerde bewijs niet de conclusie ondersteunde dat het aangevraagde merk en het oudere merk vreedzaam naast elkaar konden bestaan. Coëxistentie kan alleen bestaan wanneer het gebaseerd is op bewijs van ontbreken van enig gevaar voor verwarring bij het relevante publiek. EFFAS komt met onvoldoende bewijs hiervoor (r.o. 43-51). EFFAS beroept zich bijvoorbeeld op het feit dat twee merken die het woordelement CEFA Certified European Financial Analyst bevatten, zijn geregistreerd als EU-merk en als Spaans nationaal merk, ondanks het door CFA ingediende bezwaar. Er moet echter worden vastgesteld dat de merken waarop de door verzoekster aangevoerde registraties betrekking hebben, niet identiek waren aan het aangevraagde merk, maar verschilden door de aanwezigheid van bijkomende, niet te verwaarlozen woord- en beeldelementen. Dit bewijs is dan ook niet relevant voor de beoordeling van de vreedzame coëxistentie van de betrokken merken. Het Gerecht gaat niet mee in het verzoek en veroordeelt EFFAS tot betalen van de proceskosten van CFA. EUIPO draagt haar eigen kosten. 

52.      In the light of the foregoing, it must be held that, contrary to what the applicant claims, the evidence which it submitted in the proceedings before EUIPO is not capable of constituting a body of consistent evidence demonstrating that coexistence was based on the absence of any likelihood of confusion on the part of the relevant public between the earlier mark and the marks relied on by the applicant.