Gepubliceerd op woensdag 6 mei 2015
IEFBE 1314
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Doorverkoopverbod van toegangsbewijzen houdt stand bij Grondwettelijk Hof

Grondwettelijke Hof 30 april 2015, IEFbe 1314 (eBay.be en 2dehands.nl)
Regelmatige en occasionele doorverkoopverbod via elektronische platformen van toegangsbewijzen tot evenementen. De verzoekende partijen zijn beheerders van elektronische platformen, respectievelijk de website « eBay.be » en « 2dehands.nl ». en verzetten zich tegen het algemeen verbod op regelmatige en occasionele doorverkoop tegen een prijs die hoger is dan de definitieve prijs. Een dergelijke actieve toezichtverplichting is volgens de verzoekende partijen in strijd met de richtlijn elektronische handel. eBay en 2dehands.be zijn slechts aansprakelijk indien zij daadwerkelijk kennis hebben van de onwettige activiteit of informatie. Geen van de middelen zijn gegrond.

B.13.2. Wat de pertinentie van de maatregel betreft, verwijzen de verzoekende partijen naar wetenschappelijke studies waaruit zou blijken dat de bestreden bepalingen de nagestreefde doelstelling van een ruimere toegankelijkheid van culturele en sportieve evenementen niet zouden kunnen bereiken. De verzoekende partijen maken evenwel niet aannemelijk dat die studies betrouwbaarder zijn dan het wetenschappelijk onderzoek waarop de wetgever heeft gesteund en dat tot de tegenovergestelde conclusie leidt. De bestreden bepalingen zijn bijgevolg geschikt om het gestelde doel te bereiken.

B.13.3 B.13.3. Wat de evenredigheid van de maatregel betreft, moet worden vastgesteld dat de bestreden bepalingen weliswaar in een principieel verbod voorzien om toegangsbewijzen door te verkopen, maar tegelijk een uitzondering op dat verbod bepalen.

Artikel 5 van de bestreden wet maakt een onderscheid tussen de regelmatige doorverkoop, die zonder meer verboden is, en de occasionele doorverkoop, die slechts verboden is in zoverre het toegangsbewijs wordt aangeboden tegen een prijs die hoger is dan de oorspronkelijke prijs. De wetgever heeft immers rekening willen houden met « de consument die wegens onvoorziene omstandigheden een gebeurtenis niet kan bijwonen, want hij mag zijn ticket doorverkopen » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-0656/005, p. 6). De verzoekende partijen mogen tevens de middelen verstrekken om de voormelde occasionele doorverkoop mogelijk te maken.

B.13.4. De verzoekende partijen voeren aan dat er even doeltreffende en minder ingrijpende maatregelen bestaan, zoals (1) het spreiden van de vrijgave van toegangsbewijzen over een langere tijdspanne, (2) het beperken van het aantal toegangsbewijzen dat een persoon kan kopen, (3) het beperken van het aantal toegangsbewijzen dat gereserveerd of geblokkeerd kan worden (bijvoorbeeld voor bedrijfsklanten), (4) het opleggen van de verplichting aan organisatoren van evenementen om toegangsbewijzen terug te nemen of de prijs ervan terug te betalen en (5) het verbeteren van het toezicht op officiële verkooppunten

B.15. Het derde middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. De verzoekende partijen voeren drie verschillen in behandeling aan en één identieke behandeling, die alle in strijd zouden zijn met het beginsel van gelijkheid en nietdiscriminatie.

B.17.4. De verzoekende partijen voeren ten slotte aan dat de bestreden bepalingen strijdig zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie doordat zij op dezelfde wijze zouden worden behandeld als de doorverkopers van toegangsbewijzen.

B.19. Het vierde middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 15 en 16 van de richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt (Dienstenrichtlijn), doordat de bestreden bepalingen tot gevolg zouden hebben dat doorverkopers geen toegangsbewijzen mogen verkopen tegen een prijs die hoger is dan de definitieve prijs, wat de facto zou neerkomen op het bepalen van een maximumtarief. De bestreden bepalingen zouden de doorverkopers en beheerders van elektronische platformen die zich toeleggen op de Belgische markt discrimineren ten opzichte van de marktdeelnemers die niet in België actief zijn en die derhalve niet in de uitoefening van hun doorverkoopactiviteiten worden beperkt.

B.22. Voor het overige onderwerpen de bestreden bepalingen de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet aan de naleving van eisen in de zin van artikel 16 van de Dienstenrichtlijn. Die bepaling staat niet in de weg aan het bestreden verbod op de doorverkoop van toegangsbewijzen en op het verstrekken van middelen om die doorverkoop mogelijk te maken.

Op andere blogs:
LegalWorld