Gepubliceerd op donderdag 28 september 2017
IEFBE 2354
HvJ EU - CJUE ||
28 sep 2017
HvJ EU - CJUE 28 sep 2017, IEFBE 2354; ECLI:EU:C:2017:730 (Acacia tegen Fallimento Pneusgarda), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-autovelgen-zijn-onderdeel-van-samengesteld-voortbrengsel-die-voor-normaal-gebruik-nodig

Conclusie AG: Autovelgen zijn 'onderdeel van samengesteld voortbrengsel' die voor normaal gebruik nodig en zichtbaar zijn

Conclusie AG HvJ EU 28 september 2017, IEF 17138; IEFbe; 2354; ECLI:EU:C:2017:730; C-397/16; C-435/16 (Acacia tegen Audi en Fallimento Pneusgarda) Modelrecht. Audi en Pneusgara zijn houder van het gemeenschapsmodel voor lichtmetalen wielvelgen voor Audi's. Audi vordert dat Acacia stopt met de invoer, productie of verkoop van haar replicavelgen. Sluiten de beginselen van het vrije verkeer van goederen de wettelijke interpretatie (die een reparatieclausule bevat die uitsluitend uit replica wielen die esthetisch identiek aan origineel wielen zijn), met het oog op de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm, uit? Conclusie AG:

1)      Artikel 110, lid 1, van [GemModVo] moet aldus worden uitgelegd dat het begrip ‚onderdeel van een samengesteld voortbrengsel’ niet is beperkt tot onderdelen waarvan de vorm afhankelijk is van de uiterlijke kenmerken van het samengestelde voortbrengsel, maar betrekking heeft op elk product dat in een ander product, dat als ‚samengesteld voortbrengsel’ wordt aangemerkt, is verwerkt, dat eruit kan worden gehaald en vervangen, dat nodig is voor een normaal gebruik van het samengestelde voortbrengsel en dat bij een normaal gebruik van dit samengestelde voortbrengsel zichtbaar blijft.

2)      Voor een beroep op de uitzondering van artikel 110, lid 1, van verordening nr. 6/2002 is vereist dat het onderdeel wordt gebruikt ‚voor de reparatie van dit samengesteld voortbrengsel’ – waardoor elk gebruik ter verfraaiing of uit louter gemak wordt uitgesloten – ‚om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven’, hetgeen betekent dat het reserveonderdeel dezelfde uiterlijke kenmerken moet hebben als het oorspronkelijk in het samengestelde voortbrengsel verwerkte onderdeel.

3)      Voor een beroep op deze uitzondering heeft de fabrikant of de verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel een zorgvuldigheidsplicht ter zake van de inachtneming van de gebruiksvoorwaarden van artikel 110, lid 1, van verordening nr. 6/2002 door de gebruikers in het vervolg van de keten. Deze zorgvuldigheidsplicht impliceert enerzijds dat hij de koper informeert dat het betrokken onderdeel is vervaardigd volgens een model waarvan hij niet de houder is, en dat dit onderdeel uitsluitend is bestemd om te worden gebruikt onder de in deze bepaling gestelde voorwaarden, en anderzijds dat hij het recht zich op deze bepaling te beroepen verliest als hij wist of redelijkerwijs had moeten weten dat het onderdeel niet overeenkomstig deze voorwaarden zou worden gebruikt.”

Gestelde vragen [IEF 16281]:

1. Staan a) de beginselen van het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten op de interne markt; b) het beginsel van de doeltreffendheid van de Europese mededingingsregels en van de liberalisering van de interne markt; c) het beginsel van de nuttige werking en het beginsel van de uniforme toepassing van het Europees recht in de Europese Unie, en d) secundair Unierecht zoals richtlijn 98/71, met name artikel 14 ervan, artikel 1 van verordening nr. 461/2010 en reglement nr. 124 van de VN/ECE, in de weg aan een uitlegging van artikel 110 van verordening nr. 6/2002, die de reparatieclausule bevat, in die zin dat een replicavelg, waarvan het uiterlijk volledig overeenstemt met de origineel gemonteerde velg, die op basis van reglement nr. 124 van de VN/ECE is goedgekeurd, niet valt onder het begrip onderdeel van een samengesteld voortbrengsel (de auto) dat bedoeld is om dat voortbrengsel te repareren en het zijn oorspronkelijke uiterlijk terug te geven? 

2. Bij een ontkennend antwoord op de eerste vraag, staan dan de regels inzake industriële eigendomsrechten op ingeschreven modellen, na afweging van de in de eerste vraag bedoelde belangen, in de weg aan de toepassing van de reparatieclausule met betrekking tot replica complementaire producten die door de klant vrij kunnen worden gekozen, op grond dat de reparatieclausule restrictief moet worden uitgelegd en dat er slechts gebruik van kan worden gemaakt voor reserveonderdelen waarvan de vorm gebonden is aan het product, dat wil zeggen voor onderdelen waarvan de vorm aldus is vastgesteld dat hij in wezen onveranderlijk is ten opzichte van het uiterlijk van het samengestelde voortbrengsel, met uitsluiting van andere onderdelen die worden geacht uitwisselbaar te zijn en die vrij naargelang de smaak van de klant kunnen worden gemonteerd? 

3. Bij een bevestigend antwoord op de tweede vraag, welke maatregelen dient een producent van replicavelgen dan te nemen ter verzekering van het legitieme verkeer van producten die tot doel hebben het samengestelde voortbrengsel te repareren en het zijn oorspronkelijke uiterlijk terug te geven?