DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 1 april 2014
IEFBE 740
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Vraag en Antwoord Kamer over tv-dienst Bhaalu

Vr. en Antw. Kamer 2013-14, 24 maart 2014, 0580 (B150/B153).
Bhaalu plaatst zich in de markt als een tv-dienst, die volgens ontwikkelaar Right Brain Interface een geheel nieuwe vorm van televisiekijken mogelijk maakt. Bhaalu laat zichzelf een "Collaborative Video Recorder" noemen. In praktijk neemt Bhaalu alle programma's op van de zenders die ondersteund worden uit je bestaande tv-abonnement. Die kunnen dan standaard bekeken worden tot 30 dagen terug in de tijd. Markeer je een opname als favoriet, dan wordt die 90 dagen bijgehouden. Hiervoor betaal je een eenmalige aankoopkost en een vast lidgeld per maand. Door de mogelijkheden en de technologie die Bhaalu aanbiedt, lokken ze meteen controverse uit.

1. Kunnen opnames in de cloud ook onder de uitzondering van de thuiskopie vallen?
2. Zo ja, kan Bhaalu zich beroepen op deze uitzondering op het auteursrecht?
3. In hoeverre wordt in het nieuwe wetsontwerp "intellectuele eigendom" rekening gehouden met de cloud en andere nieuwe technologieën?

 Antwoord:

1. Over deze zeer complexe problematiek wordt momenteel zowel in België als op Europees niveau gedebatteerd, ingevolge het toenemend succes van de " Network Personal Video Recorder - NPVR " en van andere gepersonaliseerde diensten in de cloud die opnames /opslag op afstand mogelijk maken van werken op servers. Om van de uitzondering voor thuiskopie te kunnen genieten, is meer bepaald vereist dat de reproductie heeft plaatsgevonden in familiekring en dat ze alleen daarvoor bestemd is (artikel 22, § 1, 5°, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten) Die voorwaarden moeten vervuld zijn in hoofde van de persoon die de kopie maakt. Maar wie maakt de kopie in de cloud? Het antwoord op die vraag is allerminst evident, en kan ook verschillen naargelang de verschillende formules die aangeboden worden aan de klant. Wat de Belgische rechtspraak betreft, kan vermeld worden dat het Hof van Cassatie van België heeft gepreciseerd, in een arrest Copy-Center van 2005, dat de kopieerder degene is die de kopie materieel vervaardigt, dan wel daartoe opdracht geeft. Theoretisch zou men dus kunnen stellen dat de gebruiker die de cloud-dienstverlener de opdracht geeft de reproductie te maken, kan worden beschouwd als de kopieerder. Deze kwestie is niet duidelijk en echter verre van geharmoniseerd op Europees niveau. Vervolgens rijst ook de vraag, wat de eerste voorwaarde betreft, of in de cloud omgeving kopieën gemaakt worden in familiekring? Technisch gesproken vond het kopiëren effectief plaats, op afstand, op servers die zich fysisch buiten de familiekring bevinden. Het is trouwens ook zo dat de uitzondering voor privé-kopie, zowel op Belgisch als op Europees vlak, enkel betrekking heeft op het reproductierecht, en niet op het recht van mededeling aan het publiek. Men kan zich de vraag stellen of in een cloud omgeving enkel het reproductierecht in het geding is. Tevens moet vermeld worden dat de uitzondering voor privé-kopie, zoals elke uitzondering ook moet voldoen aan de driestappentoets, een algemene norm inzake uitzonderingen op het auteursrecht. Onder meer twee economische voorwaarden moeten daarbij vervuld zijn: geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk en geen ongerechtvaardigde schade toebrengen aan de wettige belangen van de rechthebbenden. Uit het voorgaande moge blijken dat de vraag of opnames in de cloud ook onder de uitzondering van de privé-kopie (kunnen) vallen zeer complex is, momenteel op verschillende niveaus onderzocht wordt, kan verschillen in functie van de specificaties van de aangeboden diensten en/of producten, en op dit ogenblik niet eenduidig kan beantwoord worden. Toekomstige evoluties op Europees en/of Belgisch vlak zullen ongetwijfeld verdere duidelijkheid brengen in dat verband.
2. Bhaalu wordt voorgesteld als een video-opnemer die gelijktijdig alle programma's opneemt van alle zenders die zijn opgenomen in het televisieabonnement van een gebruiker, ze in de cloud opslaat en aldus die gebruiker de mogelijkheid biedt om eender welk van die programma's te bekijken zeven tot dertig dagen terug in de tijd. Naast het toestel (tablet, stick, box) betaalt de gebruiker 5 euro maandelijks voor het huren van zijn eigen ruimte in de cloud, waar de opgenomen programma's tijdelijk worden bijgehouden. Gelet op de scheiding der machten, komt het mij niet toe om uitspraak te doen over de toepassing van het recht in individuele gevallen. De nodige voorzichtigheid moet dus aan de dag gelegd worden. Op basis van de voorstelling van de video-opnemer Bhaalu in deze parlementair vraag, enkele aspecten die relevant zouden kunnen zijn lijken mij de volgende: - de vraag rijst of het kopiëren gebeurd is op bevel van de gebruiker of automatisch, op voorhand op servers, en dan ter beschikking gesteld; - het feit dat de gebruiker die een reeds uitgezonden programma vergeet op te nemen, toch toegang tot dat programma krijgt en het kan herbekijken. Dit tweede feit zou gevolgen kunnen hebben bij de beoordeling van de economische voorwaarden van de driestappentoets. Zo zou de dienst waarmee volledige programma's kunnen worden opgenomen, ook al gebeurde de aanvraag nadat de programma's werden uitgezonden, afbreuk kunnen doen aan de normale exploitatie van die werken.
3. De vraag naar het statuut van de cloud ten aanzien van het huidig recht, lijkt mij meer te maken te hebben met een probleem van interpretatie dan met een probleem van nieuwe formulering in de wettekst (interpretatie in overeenstemming met de Europese bepalingen - richtlijn en rechtspraak - en de driestappentoets). Bovendien zijn de vraagstukken die verband houden met de cloud technisch en complex zodat een gedachtewisseling ten gronde en dialogen op nationaal en op Europees niveau een noodzakelijke voorwaarde zijn: gaat het hier om een uitzondering voor kopiëren voor eigen gebruik of om een handeling van ter beschikking stellen aan het publiek? Is het een product (apparaat) of een dienst? Hoe zit het met de aspecten van internationaal privaatrecht? Al deze vragen zijn allerminst evident, en worden van nabij opgevolgd door de FOD Economie.