16 nov 2023
Kopieer citeerwijze ||
Ligue des droits humains ASBL en BA tegen Controleorgaan op de politionele informatie
Verwerking van persoonsgegevens: besluiten van autoriteiten zijn juridisch bindend
HvJEU 16 november 2023, IT 4434; ECLI:EU:C:2023:874 (Ligue des droits humains ASBL en BA tegen Controleorgaan op de politionele informatie). Verzoek om een prejudiciële beslissing betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten. BA, een Belgische burger, heeft de Nationale Veiligheidsoverheid verzocht om een veiligheidsattest af te geven voor beroepsdoeleinden. De Nationale Veiligheidsoverheid heeft dit geweigerd, omdat BA heeft deelgenomen aan 10 betogingen. Hierna heeft BA het Controleorgaan verzocht de verantwoordelijken voor de betrokken verwerking van persoonsgegevens te identificeren. Het Controleorgaan heeft BA enkel laten weten dat de nodige verificaties verricht waren. BA is hiertegen in beroep gegaan bij de rechter in eerste aanleg, die zich onbevoegd heeft verklaard. Het hof van beroep van Brussel, dat door de betrokkene en de mensenrechtenorganisatie Ligue des droits humains is aangezocht, vraagt het Hof of lidstaten verplicht zijn om te voorzien in de mogelijkheid dat een betrokkene een besluit van de toezichthoudende autoriteit kan betwisten.
Het Hof benadrukt dat de lidstaten krachtens artikel 53, lid 1, van richtlijn 2016/680 een natuurlijke persoon of een rechtspersoon in staat moeten stellen om tegen een juridisch bindend besluit van een toezichthoudende autoriteit op te komen en zijn rechten kan verdedigen. Zodoende moet worden bepaald of de bevoegde toezichthoudende autoriteit een besluit dat onder deze definitie valt vaststelt wanneer zij de betrokkene informeert over het resultaat van de controles voor een veiligheidsattest. Een persoon die door deze autoriteit geïnformeerd wordt, moet het recht moet hebben om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen het besluit van die autoriteit om het controleproces te beëindigen. Tegen een dergelijk besluit moet dus beroep kunnen worden ingesteld, zo stelt het Hof in deze prejudiciële beslissing.
51. In overweging 86 van deze richtlijn staat overigens dat het begrip „juridisch bindend besluit” in de zin van deze richtlijn moet worden opgevat als een besluit dat ten aanzien van de betrokkene rechtsgevolgen heeft, met name als een besluit dat betrekking heeft op de uitoefening door de toezichthoudende autoriteit van bevoegdheden in verband met onderzoek, corrigerende maatregelen en toestemming, of op de afwijzing van klachten.
52. Derhalve moet de betrokkene op grond van artikel 53, lid 1, van richtlijn 2016/680 een rechterlijke toetsing van de gegrondheid van een dergelijk besluit kunnen verkrijgen, met name van de wijze waarop de toezichthoudende autoriteit heeft voldaan aan haar uit artikel 17 van deze richtlijn voortvloeiende verplichting, waarnaar artikel 46, lid 1, onder g), van deze richtlijn verwijst, dat „alle noodzakelijke controles [...] hebben plaatsgevonden”, en in voorkomend geval van de uitoefening van haar bevoegdheden om corrigerende maatregelen te treffen.
53. Voor deze conclusie is overigens steun te vinden in overweging 85 van richtlijn 2016/680, waaruit blijkt dat iedere betrokkene het recht dient te hebben om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een toezichthoudende autoriteit indien deze „niet optreedt wanneer zulk optreden voor de bescherming van de rechten van de betrokkene noodzakelijk is”.