15 okt 2020
Uitspraak ingezonden door Renaud Dupont en Lisbeth Depypere, CMS.
Derdenverzet tegen beslag inzake namaak is ongegrond
Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen 15 oktober 2020, IEFbe; 20/62/C (Neoscan en S. tegen Bruker Belgium) Beschikking. De heer S, tweede eiser op derdenverzet, was eerst oprichter en later werknemer van de NV Bruker Belgium (“Bruker”) verweerster op derdenverzet. In maart 2019 nam de heer S ontslag bij Bruker en in april 2019 richtte hij de BV Neoscan (“Neoscan”) op, die actief is in hetzelfde marktsegment als Bruker, namelijk het segment van microCT scanners en de bijhorende scan-, reconstructie- en visualisatiesoftware. Reeds in januari 2020 bracht Neoscan haar twee eerste systemen op de markt met bijhorend softwarepakket. Bruker stelde vast dat er grote gelijkenissen waren met de software van haar eigen systemen en diende een eerste verzoekschrift tot beslag inzake namaak bij de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van Antwerpen, dat gericht was tegen Neoscan. Dat beslag inzake namaak vond plaats op 11 juni 2020.
Tegelijkertijd overhandigde Bruker de laptop die door de heer S was gebruikt toen hij nog voor Bruker werkte aan i-Force om er een forensisch onderzoek op te laten uitvoeren. Uit dat verslag bleek dat de heer S, terwijl hij nog werknemer was van Bruker, had gewerkt aan de opvolgers van Skyscan-systemen van Bruker en technische tekeningen en broncodes had ontwikkeld, zonder die aan Bruker over te maken. Bruker diende op basis van dit verslag een tweede verzoekschrift tot beslag inzake namaak in, ditmaal bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen en gericht tegen de heer S in persoon en Neoscan. Neoscan en de heer S tekenden derdenverzet aan tegen de beschikking die dit tweede beslag inzake namaak toekende. De rechtbank verklaarde het derdenverzet toelaatbaar maar ongegrond als volgt:
1. Neoscan en de heer S beweerden dat het verslag van i-Force niet toelaatbaar zou zijn als bewijs omdat het zou zijn verkregen in strijd met de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective. In casu gebeurden de activiteiten van informatie-inwinning echter uitsluitend bij de belanghebbende en konden zij dus niet als activiteiten van een privédetective in de zin van die wet worden beschouwd;
2. Er zou volgens Neoscan en de heer S sprake zijn van gezag van gewijsde omdat er al een eerdere beschikking was van de ondernemingsrechtbank in Antwerpen die een eerder beslag inzake namaak toestond. Naar het oordeel van de rechtbank was er geen gezag van gewijsde alleen al omdat het eerste beslag enkel werd gevorderd t.a.v. Neoscan terwijl het tweede beslag werd gevorderd t.a.v. Neoscan en de heer S in persoon, in zijn hoedanigheid van voormalig werknemer van Bruker. Bovendien berustten de verschillende eisen niet op dezelfde oorzaak;
3. Volgens Neoscan en de heer S had Bruker zich voor het tweede beslag inzake namaak o.g.v. artikel 1032 Ger.W. opnieuw tot de voorzitter van de ondernemingsrechtbank moeten richten. De rechtbank wees dit af, nu Bruker geen wijziging of intrekking van de eerdere beschikking vroeg, maar wel een nieuwe, afzonderlijke maatregel;
4. Neoscan en de heer S beweerden dat het PCM overzicht van de Bruker ogenschijnlijk was beschermd door het databankenrecht. De rechtbank oordeelde dat Bruker over een ogenschijnlijk sui generis intellectueel eigendomsrecht beschikt over deze databank.
Voor het overige werd niet betwist dat de voorwaarden die vervuld moeten worden voor het verkrijgen van beschrijvende maatregelen, namelijk een ogenschijnlijk geldig intellectueel eigendomsrecht en aanwijzingen van (dreiging van) inbreuk op dat recht, vervuld waren. Het derdenverzet was dus ongegrond.
3.4
Ten slotte voeren eisers op derdenverzet aan dat het PCM-overzicht van de nv Bruker Belgium een klantenlijst vormt die niet beschermd is onder het databankrecht.Vermits de nv Bruker Belgium, gelet op het detail van de databank en de bijzondere inspanningen die geleverd moeten worden om deze databank wekelijks aan te vullen, echter aannemelijk maakt dat de samenselling van de databank aanzienlijke investeringen heeft gekost, kan worden aangenomen dat zij over een ogenschijnlijke geldig sui generis intellectueel eigendomsrecht beschikt op deze databank. (...)