De ongeclausuleerde verkoop van 7.000 bomen
Hidde Koenraad, Vondst Advocaten: (Voorpublicatie,Noot bij arrest Hof van Cassatie van België d.d. 25 februari 2010, (Greenstar-Kanzi / Hustin c.s.) nog te verschijnen in de Gazette Raad voor de Plantenrassen).
“Het Hof van Cassatie heeft in deze casus aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) over de uitleg van Verordening 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht.
Het Hof overweegt enerzijds dat uit een tweetal merkenrechtelijke uitspraken van het HvJ EU zou volgen dat een merkhouder zich – nadat de waren met zijn toestemming in de handel zijn gebracht – ingevolge de uitputting van zijn recht slechts in bepaalde omstandigheden kan verzetten tegen de verhandeling ervan door een derde, ook al blijkt dat de licentiehouder van het merk bij de verhandeling met deze derde handelde in strijd met een bepaling van de licentieovereenkomst. Volgens het Hof van Cassatie valt niet uit te sluiten dat artikel 16 Verordening 2100/94 inzake de uitputting van het kwekersrecht op analoge wijze moet worden uitgelegd. Anderzijds overweegt het Hof van Cassatie, onder verwijzing naar de eerste overweging van de considerans van Verordening 2100/94, dat plantenrassen specifieke problemen met zich meebrengen op grond waarvan wellicht minder snel uitputting aangenomen moet worden.
In de onderhavige zaak staat vast dat Nicolaï - door bij de verkoop van de 7.000 appelbomen Hustin niet de teelt- en/of marketinglicentie te laten aanvaarden - in strijd heeft gehandeld met (een beperkende verplichting uit) de licentieovereenkomst. (…) Anders dan het Hof van Cassatie overweegt, blijkt uit de in het arrest aangehaalde uitspraak Copad/Dior mijns inziens dus duidelijk dat bij schending door een licentiehouder van de in de wet opgesomde c.q. wezenlijke verplichtingen uit een licentieovereenkomst, géén uitputting kan worden aangenomen.`