Personalia: Benelux-topkantoor Stibbe opent US-Luxembourg Desk in New York
Uit het persbericht. In september 2014 opent het internationale advocatenkantoor Stibbe een US-Luxembourg Desk in New York. Amper 4 jaar na de opening van het Stibbe-kantoor in Luxemburg breidt de grensoverschrijdende dienstverlening van Stibbe verder uit. New York is verre van onbekend terrein voor Stibbe, dat er al 30 jaar lang een vestiging heeft met Nederlandse advocaten die advies verlenen aan Amerikaanse cliënten over vennootschapsrechtelijke en fiscale kwesties. De opening van de US-Luxembourg Desk op Amerikaanse bodem zal de dienstverlening van Stibbe een aanzienlijke boost geven, aangezien de cliënten van Stibbe in Luxemburg voor een groot deel bestaan uit Amerikaanse ondernemingen, investeringsmaatschappijen en financiële instellingen.
Nicolas van Heule, een Luxemburgse advocaat die zich concentreert op vennootschapsrecht en financieel recht, verhuist naar New York om er de US-Luxembourg Desk te leiden. Nicolas is gespecialiseerd in fusies en overnames, leveraged buy-outs, migraties, herstructureringen en joint-ventures, voornamelijk in een internationaal kader.
Dirk Leermakers, Executive Partner van Stibbe in Luxemburg, stelt: “De opening van onze US-Luxembourg Desk is eigenlijk een logische stap in de verdere ontplooiing van onze Luxemburgse juridische dienstverlening. Het is namelijk zo dat veel van onze grootste cliënten gevestigd zijn in de Verenigde Staten. Door hen ter plekke bij te staan, kunnen we voortaan met hen communiceren en samenwerken in dezelfde tijdzone, sterkere banden smeden en nieuwe mogelijkheden verkennen.”
Derk Lemstra, Managing Partner van Stibbe in Amsterdam, voegt daaraan toe: “Veel Amerikaanse bedrijven structureren hun investeringen via Nederland of Luxemburg. Met onze solide Nederlandse dienstverlening in New York, gecombineerd met onze nieuwe US-Luxembourg Desk, zijn we nu optimaal uitgerust om onze Amerikaanse cliënten bij te staan in hun internationale expansie.”
Jan Peeters, Managing Partner van Stibbe in Brussel, is opgetogen over de opening van de US-Luxembourg Desk en besluit: “De expansie van Stibbe in de Verenigde Staten maakt deel uit van onze strategie om aan ondernemingen een geïntegreerde Benelux-dienstverlening te bieden, over alle praktijkgroepen en kantoren heen.”
BBIE augustus/OBPI août 2014
Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 6 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie juli 2014.
18-08 | iswatch | IWATCH | Toegew. | nl | ||
14-08 | MARSHALL | M MARSHALL ORIGINAL NYC 1996 ATHL DEPT | Gedeelt. | fr | ||
13-08 | Marque figurative | Marque figurative | Afgew. | fr | ||
05-08 | MULTIMATE | FIXMATE DE ALLROUND VAKMAN | Afgew. | nl | ||
31-07 | LIVE | LIFESTYLE FOR BOYS | Toegew. | nl | ||
31-07 | ECOM | ECOMFACTORY | Gedeelt. | nl |
Behoefte aan of maakt u graag een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.nl
Opleiding - IE-actualiteiten Eindhoven
Donderdag 18 september 2014, The Strip, Eindhoven (Nederland), 15.00 - 18.15 uur
Dé jaarlijkse IE-bijeenkomst in het zuiden wordt afgesloten met een borrel. Willem Hoyng spreekt over de bescherming van vormgeving en techniek door het auteurs-, merken-, modellen- en octrooirecht, het IE-procesrecht inclusief proceskosten. Ernst-Jan Louwers spreekt over digitaal auteursrecht (inclusief software en online e-books, muziek, etc.), databankenrecht, domeinnaamrecht, internetgerelateerde zaken en het IE-contractenrecht. Deze cursus biedt verdieping voor de specialist met voorkennis en is goed voor een erkenningscertificaat voor 3 permanente vormingspunten/BMM-(pilot)punten. Sponsors van IE-Forum.be krijgen korting; sponsor worden?
Programma
14.45 - 15.00 uur Ontvangst en intekenen
15.00 - 16.30 uur Bescherming van vormgeving en techniek; IE-procesrecht en proceskosten, Willem Hoyng , Hoyng Monegier LLP
16.45 - 18.15 uur Digitale rechten; internet; IE-contractenrecht, Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology advocaten
18.15 - 19.15 uur Netwerkborrel
Opleiding/accreditatie
3 Punten voor de Permanente Opleiding (Nederlandse Orde van Advocaten)
3 Punten voor de Permanente Vorming (Orde van Vlaamse Balies) ingebracht ex artikel 2 Reglement inzake Permanente Vorming)
3 Punten voor de BMM-opleidingspunten (pilot)
Locatie
High Tech Campus 1 (The Strip), 5656 AE Eindhoven (1 uur reistijd vanaf Antwerpen)
Er is parkeergelegenheid op het terrein, plattegrond / routebeschrijving.
Kosten deelname
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors IE-Forum.be
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van koffie, thee, documentatie en borrel.
Beslissingen JEP tweede trimester 2014
Een alfabetisch trimesteroverzicht van de beslissingen van de JEP. De Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame is het zelfdisciplinair orgaan van de reclamesector in België. Alle beslissingen worden opgenomen, de beslissingen met een opmerking krijgen een korte weergave met afbeelding.
123autoservice | COLRUYT | FORD MOTOR |
RESIDENCE CHRISTALAIN | TELENET | VOO |
1,2,3 AUTOSERVICE (2014-06-27) - aanbeveling - De boodschap van de TV-spot, namelijk “Een 1,2,3 AutoService garage opstarten, da’s eigenlijk heel eenvoudig. Je neemt de garage van een groot automerk en je haalt er al het overbodige uit”, wordt geïllustreerd door mannen die achtereenvolgens een tapijt, lampen, een bokaal met een vis en vervolgens een jonge vrouw op een bureaustoel die bezig is met haar nagels te vijlen uit een garage halen. Aan het eind van de spot duwt een man de stoel voort waarop de vrouw nog steeds haar nagels zit te vijlen en laat haar achter op een brug. De klacht is dat een vrouw op deze manier wordt gelijkgesteld aan een voorwerp.
De Jury is enerzijds van mening dat de spot op deze manier een vrouw gelijkstelt aan een ding, dat men zelfs kan achterlaten aan de kant van de weg. De Jury is anderzijds van mening dat de spot het stereotype van de secretaresse die niets doet en haar tijd doorbrengt met het vijlen van haar nagels oproept. De Jury is van oordeel dat de spot op deze manier een stereotype bestendigt dat devaloriserend en denigrerend is voor vrouwen en voor het beroep van secretaresse.
AB INBEV (2014-05-06) - geen opmerking - advertentie is niet van aard om vrouwen te denigreren en niet seksistisch. Daarnaast draagt deze ook geen stereotypen uit die ingaan tegen de evolutie van de maatschappij.
BACARDI-MARTINI (2014-04-23) - Jury onbevoegd - de klacht heeft betrekking op een artikel over Bacardi en Bacardi rum in het tijdschrift MagNed. Het artikel bevat slechts redactionele inhoud. Het artikel betreft geen alcoholreclame. De jury verklaart zich onbevoegd voor het dossier.
BASIC-FIT (2014-04-03) - geen opmerkingen - TV-spot waarin een vrouwelijke coach een man en vrouw ontvangt in een fitnessclub. De Jury oordeelt dat de vrouw in deze reclame niet negatief wordt voorgesteld, dit is evenmin het geval wat mensen met overgewicht betreft. De spot is niet van aard om een bepaalde groep van personen te kleineren en niet in strijd met JEP-regels inzake de afbeelding van de mens.
BIVV (2014-04-23) - geen opmerkingen - De Jury is van oordeel dat er een rechtstreeks verband is tussen de affiches en het audiovisuele materiaal en het nagestreefde doel, namelijk chauffeurs wijzen op de risico's van te snel rijden enerzijds en de gevolgen voor hun naasten in geval van een dodelijk ongeval anderzijds. Het is verdedigbaar om op deze manier beroep te doen op de emotie.
C&A (2014-04-23) - geen opmerkingen - radiospot in kwestie beoogt uitdrukking te geven aan het zich goed in zijn vel voelen met de juiste kleding. De Jury is derhalve van oordeel dat de spot niet van aard is om een bepaalde groep personen te kleineren en niet in strijd met de JEP-regels inzake de afbeelding van de mens.
COLRUYT (2014-05-22) - aanbeveling - Het gaat om een reclame per mail om een communielijst aan te leggen bij Dreamland met een aantal promoties. De klacht heeft betrekking op het feit dat de beperking van de geldigheidsduur van de promotie met betrekking tot de huur van een springkasteel onvoldoende duidelijk was voor de consument.
De Jury is derhalve van oordeel dat deze reclame van aard is om de gemiddelde consument te kunnen misleiden op het vlak van de geldigheidsduur van de betrokken promotie, wat strijdig is met de artikels 3 en 5 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel.
DESIGUAL (2014-05-20) - geen opmerkingen - in de spot wordt een vrouw getoond die een kussen onder haar kleedje steekt zodat ze zwanger lijkt, vervolgens een speld vasthoudt en daarna een strip condooms. De Jury is van oordeel dat de spot niet aanspoort tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid of de veiligheid en evenmin getuigt van een gebrek aan behoorlijk maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
ETHIAS (2014-04-03) - geen opmerkingen - het gaat om een radiocampagne die uit 2 versies bestaat: enerzijds mevrouw die belt voor haar beschadigde schoenen en anderzijds meneer die belt voor zijn geëlektrocuteerde televisie. De spots zijn gezien hun overdreven karakter niet van aard om letterlijk begrepen te worden en de opgeroepen situaties als zodanig zullen begrepen worden door de gemiddelde consument.
FIAT (2014-05-20) - geen opmerkingen - Affiche die het voertuig in kwestie geparkeerd toont op rotsblokken voor een huis, naast de oprit. Het privékarakter van de plaats waar het voertuig geparkeerd staat komt ondubbelzinnig naar voren, conform artikel 4 van de Febiac-code dat de reclame onder bepaalde voorwaarden toestaat om een plaats, die duidelijk niet tot het wegennet behoort, af te beelden om eigenschappen van een voertuig voor te stellen.
FORD MOTOR BELGIUM (2014-06-27) - advies van voorbehoud - Het gaat om een radiospot voor de Active Park Assist technologie van Ford, waardoor de auto zichzelf parkeert. De vrouw in deze spot wordt voorgesteld als onnozel aangezien ze de kluts kwijtraakt voor niets en niet op de hoogte is van deze optie van de wagen. De klager is van mening dat het mogelijk is om deze functie te benadrukken zonder een stupide vrouw te gebruiken.
De Jury is evenwel van oordeel dat het in casu van slechte smaak getuigt om een dergelijke cliché – humoristisch uitvergroot of niet – inzake geslacht op deze manier in te zetten in een commerciële communicatie. Op basis hiervan en gelet op het feit dat een dergelijke vorm van communicatie negatieve reacties kan veroorzaken bij het publiek, heeft de Jury dan ook gemeend een advies van voorbehoud te moeten formuleren overeenkomstig artikel 2 van haar reglement en doet zij een beroep op de verantwoordelijkheid van de adverteerder.
LIEFMANS (2014-05-13) - geen opmerkingen - Het gaat om een reclame voor Liefmans bier. Het feit dat de spot net voor een reclame voor een Ketnet cd uitgezonden wordt leidt er niet toe dat de spot gericht is op minderjarigen.
LUST (2014-05-20) - geen opmerkingen - In de advertentie wordt reclame gemaakt voor pikante pakketjes en geschenkdozen als cadeau voor moederdag. De Jury is van oordeel dat de advertentie niet gericht is tot kinderen maar tot echtgenoten die een geschenk willen geven ter gelegenheid van moederdag. De reclame bevat eveneens geen visuele of tekstuele elementen die strijdig zouden zijn met de geldende fatsoensnormen of die het risico zouden lopen om morele schade toe te brengen aan kinderen.
MEDIA MARKT (2014-05-06) - geen opmerkingen - De spot toont de ochtend na een feestje. Men ziet de rugzijde van een vrouw in slip die een jongeman verrast die in zijn tablet verdiept is en ze neemt de tablet van hem af om haar borsten te verbergen. De spot tast de waardigheid van de vrouw niet aan en doet geen afbreuk aan de geldende fatsoensnormen. Tevens is de spot niet van aard is om door de gemiddelde consument als seksistisch of denigrerend voor vrouwen ervaren te worden.
MERCEDES-BENZ (2014-04-23) - geen opmerkingen - De TV-spot toont volgens klager het voertuig waarvoor reclame wordt gemaakt, waarin volgens hem geen enkele passagier een veiligheidsgordel draagt. Dit is echter onjuist, omdat inzittenden wel degelijk hun gordel dragen.
NUTRICIA (2014-05-27) - geen opmerkingen - Een spot waarin een baby wordt getoond die zich in een danspose vasthoudt aan een wiegje met op de achtergrond een ballerina en een baby aan een telraam met op de achtergrond een mathematicus is niet seksistisch en evenmin denigrerend voor de vrouw. Deze spot suggereert slechts mogelijkheden vertrekkend vanuit een gebaar van de baby of van een element uit zijn omgeving.
PIZZA BELGIUM (2014-04-30) - geen opmerkingen - De spot waarin een nieuw product wordt gepresenteerd bevat geen aansporingen om overdreven porties te consumeren of om het product regelmatig te consumeren en evenmin elementen die kinderen of ouders ertoe zouden aanzetten om er slechte eetgewoonten op na te houden.
RESIDENCE CHRISTALAIN (2014-05-21) - aanbeveling - De radiospot vermeldt de verschillende karakteristieken van het rusthuis en, onder andere, “une section spéciale pour Alzheimer et déments”. De Jury is van mening dat men, door de termen “Alzheimer et déments” te gebruiken, verwijst naar personen en niet naar de ziekte in kwestie en dat de personen aldus herleid worden tot hun ziekte.
De Jury is van oordeel dat de gebruikte formulering het risico loopt geïnterpreteerd te worden als een gebrek aan respect voor de menselijke persoon en dat de spot aldus van aard is om de menselijke waardigheid aan te tasten, wat in strijd is met artikel 4, alinea 1 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel. Gelet op het voorgaande heeft de Jury de adverteerder verzocht om de formulering « une section spéciale pour Alzheimer et déments » in de reclame te wijzigen en bij gebreke hieraan de reclame niet meer te verspreiden.
SANOMA MAGAZINES (2014-05-13) - geen opmerkingen - De radiospot kondigt een mini-vibrator aan bij een nummer van het magazine waarvan één van de bijdragen gewijd is aan het orgasme. De spot is niet in strijd met de geldende fatsoensnormen en tast de waardigheid van de vrouw niet aan. De reclame is eveneens niet van aard om morele schade te berokkenen aan kinderen of adolescenten.
TELENET (2014-06-10) - aanbeveling - Reclame voor Whoppa op de website: “6 maanden lang € 8,35 korting”; “Voor nieuwe all-in Telenet-klanten”. Klager beschikte over een tweedehandse Telenet-digicorder en wenste een Whoppa-abonnement aan te gaan op basis van de op de website aangekondigde promotie. De klager bleek evenwel geen aanspraak te kunnen maken op de 6 maanden lang €8,35 korting of op de €20 online korting. Door de klantendienst werd aan hem meegedeeld dat de promotie veronderstelt dat één van de vereiste drie nieuwe diensten digitale TV met inbegrip van de huur van een HD digicorder is.
De Jury is van oordeel dat de marketingcommunicatie door toedoen van deze ambiguïteit van aard is om de gemiddelde consument te kunnen misleiden op het vlak van de draagwijdte van de betrokken promotie, wat strijdig is met artikel 5 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel.
THINK MEDIA OUTDOOR (2014-04-23) - geen opmerkingen - Gelet op het overdreven karakter van het affiche met daarop de tekst “Assez de talent pour vendre ta mère?” en een afbeelding van een lachende oudere vrouw met een zonnebril die het duivelsteken maakt, is deze niet van aard om letterlijk te worden begrepen. De reclame is niet denigrerend voor een bepaalde groep van personen en tast evenmin de menselijke waardigheid aan.
TOURING (2014-06-03) - geen opmerkingen - De spot gebruikt geluidselementen om de verschillende bestanddelen van de spot te illustreren (een toeter voor een auto, gegiechel voor een meisje en de uitdrukking ‘meisjes zijn stom’ voor een jongen). De uitdrukking in kwestie in deze context is een humoristische verwijzing die door de gemiddelde consument niet letterlijk zal worden opgevat en die niet riskeert om kinderen aan te zetten tot het overnemen van negatief gedrag.
VOLVO (2014-04-23) - geen opmerkingen - De radiospot in kwestie waarin in de Franse versie onder meer wordt vermeld: “tant qu’on ne pourra pas passer au travers des conducteurs fantômes et tant que les femmes aimeront se faire belles dans le rétroviseur”. In deze spot worden verschillende situaties naast elkaar voorgesteld en vrouwen worden niet op gelijke voet gezet met spookrijders. De Jury is eveneens van mening dat de vrouw in deze reclame niet negatief wordt voorgesteld.
VOO (2014-04-03) - aanbeveling - In de radiospot is een kind verontwaardigd wanneer zijn vader voorstelt om boeken te kopen. De Jury is van oordeel dat de reclame aldus het lezen denigreert en een positieve levensstijl ondermijnt, wat strijdig is met artikels 12 en 18 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel. De Jury is eveneens van oordeel dat de reclame getuigt van een gebrek aan sociale verantwoordelijkheid.
VOO (2014-04-23) - geen opmerkingen - De spot toont een adolescent die verschillende listen bedenkt om zijn moeder te overtuigen om over te stappen naar een snellere internetverbinding. Deze reclame brengt het ouderlijk gezag niet in diskrediet en een positief gedrag, levensstijl of houding wordt niet ondermijnt.
De stempel van de persoonlijkheid: terug van (nooit) weggeweest…
H. Abraham, 'De stempel van de persoonlijkheid: terug van (nooit) weggeweest…', IE-Forum.be IEFbe 973
Bijdrage ingezonden door Hannes Abraham, NautaDutilh. Noot onder Hof van beroep Antwerpen 28 april 2014, IEFbe 959 (B & T Textilia tegen NV Artesutto Indecor). Het hof van beroep te Antwerpen heeft op 28 april 2014 uitspraak gedaan in het (voorlopig) laatste luik van de saga tussen Artesutto (eerste geïntimeerde) en B&T Textilia (appellante). Artesutto commercialiseert o.a. kussens en wandtapijten waarin tekeningen zijn verwerkt die stadsgezichten voorstellen, zoals bv. de volgende tekening:
B&T Textilia werkte aanvankelijk samen met Artesutto en stond in voor het weven van de tekeningen in het textiel. Nadat de samenwerking werd stopgezet, ging B&T Textilia verder met het produceren van producten met gelijkaardige tekeningen, onder andere voor rekening van Indecor-Europe (tweede geïntimeerde).
Artesutto beschuldigde B&T Textilia vervolgens van namaak van de tekening die hierboven wordt afgebeeld, en ging in 2005 over tot een beslag inzake namaak. De rechtbank van eerste aanleg te Gent heeft de vordering van Artesutto wegens inbreuk op haar auteursrechten ontvankelijk en gegrond verklaard. In graad van beroep kwam het hof van beroep te Gent evenwel tot het besluit dat de tekening in kwestie niet origineel is en bijgevolg niet beschermd is door het auteursrecht.
Daarop ging Artesutto in cassatie. Het Hof van Cassatie vernietigde op 26 januari 2012 het bestreden arrest en verwees de zaak door naar het hof van beroep te Antwerpen, dat het geannoteerde arrest velde. Vanuit auteursrechtelijk oogpunt is dit arrest om verschillende redenen opmerkelijk.
1. NEGEREN VAN HET CASSATIEARREST
Een eerste opvallend, doch weinig verrassend, element in het geannoteerde arrest is dat het (weliswaar geheel terecht) het verwijzingsarrest van het Hof van Cassatie volledig naast zich neer legt.
In principe is het verwijzingsgerecht niet gebonden door de cassatie-uitspraak, behalve in geval van een tweede cassatie op dezelfde gronden (artikel 1120 Ger. W.), hetgeen hier niet het geval was.
In het betreffende cassatiearrest besliste het Hof dat het, bij de beoordeling van de originaliteit van een werk, “niet vereist [is] dat het werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur [draagt]”.
Dit arrest leek een grote ommekeer te vormen in de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie . Daarenboven leek het volledig in te gaan tegen de jongste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die in zijn Painer arrest van 1 december 2011 reeds besliste dat de voorwaarde van 'originaliteit' een autonoom Unierechtelijk begrip is, waardoor het in principe niet aan de nationale rechter toekomt om er een afwijkende interpretatie op na te houden . Volgens het Hof van Justitie dient sindsdien in alle lidstaten van de EU een werk als origineel te worden beschouwd wanneer het gaat om “een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan” en daarvan is sprake “wanneer zij de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid”.
Het betreffende cassatiearrest werd dan ook terecht op heel wat kritiek onthaald in de rechtsleer.
Uiteindelijk heeft het Hof van Cassatie dit euvel rechtgezet en heeft het zich in zijn arresten van 31 oktober 2013 en 17 maart 2014 , zonder al te veel commentaar, aangesloten bij de autonome Unierechtelijke interpretatie van het Hof van Justitie, die zeer dicht aanleunt bij de invulling die in België werd gehanteerd voor het cassatiearrest van 26 januari 2012.
Reden te meer waarom het hof van beroep te Antwerpen het verwijzingsarrest bewust naast zich neerlegt en, onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie en de hierboven aangehaalde recente rechtspraak van het Hof van Cassatie, de juiste beoordelingsmethode toepast.
2. STRENGE INVULLING VAN 'DE UITDRUKKING VAN DE PERSOONLIJKHEID'
Nu vaststaat dat bij de beoordeling van originaliteit, eveneens moet nagegaan worden of het werk de uitdrukking vormt van de persoonlijkheid van de auteur, stelt zich de vraag hoe deze voorwaarde moet worden ingevuld.
Het Hof van Justitie geeft alvast een aanwijzing : het is vereist dat de auteur “bij het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen”.
In casu wordt opnieuw beslist dat er geen sprake is van een oorspronkelijk werk.
Het hof van beroep te Antwerpen volgt hiermee de overwegingen van het hof van beroep te Gent in het arrest dat door het Hof van Cassatie werd vernietigd : “Zeer belangrijk bij de beoordeling van het geheel van de tekeningen zijn de kleuren […]. Artesutto kan zich niet op een eigen intellectuele schepping beroepen met betrekking tot de kleuren, nu deze precies van B&T Textilia afkomstig zijn”. “De variaties die Artesutto aangebracht heeft in de bestaande stadsgezichten vormen geen intellectuele inspanning die aan het werk het nodige individuele karakter geven waardoor een vorm ontstaat. De vorm draagt niet de stempel van de persoonlijkheid van [de auteur]. De vorm is niet zodanig beïnvloed door haar persoon dat het werk een eigen persoonlijk karakter vertoont”.
Het hof van beroep te Antwerpen gaat evenwel verder en stelt dat de auteur “geen oorspronkelijke werken heeft ontworpen, maar zich ertoe beperkt heeft om tekeningen te maken van bestaande, eeuwenoude stadsgezichten, dit uitgaande van de concrete omgeving en daarenboven in een traditionele stijl”. En verder : “De door haar gemaakte keuzes inzake lichtinval, sites waarop water te zien is, zomertaferelen, kleurschakeringen in bomen, herfstsfeer, bewolking, afboording, … kunnen niet als uitingen van de persoonlijkheid van de auteur worden beschouwd”.
Deze overwegingen verdienen enkele kanttekeningen.
Ten eerste, neemt het feit dat 'bestaande' 'eeuwenoude stadsgezichten' als thema wordt gekozen geenszins weg dat het werk origineel kan zijn. Dat doet het feit dat van een 'concrete omgeving' wordt uitgegaan evenmin. Zo niet zouden foto's van 'bestaande' objecten of zelfs van mensen niet voor bescherming door auteursrecht in aanmerking komen.
Daarenboven moet worden herinnerd dat, zelfs indien bestanddelen van een werk bestaan uit elementen die, afzonderlijk beschouwd, als dusdanig geen intellectuele schepping vormen van de auteur die ze gebruikt, de auteur via de keuze, de schikking en de combinatie van deze elementen op een oorspronkelijke wijze, de uitdrukking aan zijn creatieve geest kan geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt.
Ten tweede, mag ook het feit dat in een 'traditionele stijl' wordt gewerkt er niet aan in de weg staan dat een werk vatbaar is voor bescherming. Een stijl op zich komt inderdaad niet in aanmerking voor bescherming, maar individuele werken die binnen een bepaalde stijl worden gemaakt wel. Dit zorgt er evenwel voor dat de auteur beperkt wordt in zijn mogelijkheden om binnen de gekozen stijl te blijven. Niettemin kunnen ook subjectieve elementen geïncorporeerd worden die wel voldoen aan de eis dat zij de persoonlijke stempel dragen van de auteur.
Ten derde, verwijst het hof van beroep te Antwerpen uitdrukkelijk naar de keuzes die door de auteur werden gemaakt (weliswaar binnen het beperkte kader van de afbeelding van stadsgezichten), om dan toch te beslissen dat deze geen uiting zijn van de persoonlijkheid van de auteur.
De vraag stelt zich of het hof met deze strenge beoordeling geen stap te ver heeft gezet. Men kan immers verwijzen naar talloze uitspraken waarin beslist werd dat werken, en in het bijzonder gebruiksvoorwerpen, origineel zijn, terwijl vaak veel minder 'creatieve' keuzes gemaakt werden dan in huidig geval.
Het komt ons dan ook voor dat het hof, bij de invulling van het begrip 'uitdrukking van de persoonlijkheid' een groter of zelfs doorslaggevend belang had moeten hechten aan de vrije en creatieve keuzes die de auteur heeft gemaakt, des te meer nu dit criterium daarvoor – als enige –uitdrukkelijk door het Hof van Justitie wordt aangereikt. In dat geval had het geannoteerde arrest er mogelijks anders uitgezien.
3. ORIGINALITEIT IS NIET GELIJK AAN NIEUWHEID
Tot slot nog deze bemerking. Het hof maakt de volgende overweging, die weliswaar weinig invloed had op de verdere beoordeling, maar niettemin aan de principes van het auteursrecht raakt : “Degene die de auteursrechtelijke bescherming betwist kan het tegenbewijs leveren door voorlegging van minstens één anterioriteit (waaruit blijkt dat het werk waarvan de auteursrechtelijke bescherming wordt betwist, alle kenmerken van het oudere werk heeft overgenomen)”.
Deze overweging is op zijn minst verwarrend.
In het auteursrecht bestaat immers geen nieuwheidsvereiste. Het eigen karakter van een jonger onafhankelijk werk zal niet worden beïnvloed door het bestaan van een ouder werk, aangezien originaliteit een subjectieve voorwaarde is en niet kan worden geassimileerd met nieuwheid . Het is dus mogelijk dat de auteur van een jonger werk zijn eigen persoonlijke en individuele stempel drukt op zijn werk, ook al komt deze toevallig overeen met de auteursrechtelijk beschermde elementen van het oudere werk.
In geval een anterioriteit kan aangetoond worden, zal evenwel een weerlegbaar vermoeden ontstaan dat het jongere werk niet origineel is. De maker van een later werk mag dan nog steeds bewijzen dat zijn werk onafhankelijk van het eerste werk tot stand gekomen is.
Bovenstaande overweging van het hof dient aldus met het nodige korreltje zout te worden geïnterpreteerd.
1. Cass. 26 januari 2012, AM 2012, 336, noot F. BRISON, IRDI 2012, 199, noot F. GOTZEN, JLMB 2012, 977, noot A. JOACHIMOWICZ, Jaarboek Marktpraktijken 2012, 939, noot A. HALLEMANS, Pas. 2012, 202, RW 2012-13, 578, noot H. VANHEES, TBH 2012, 610, noot B. MICHAUX, IEFbe 150.
2. Zie bv. Cass. 11 maart 2005, AM 2005, 396; Cass. 27 april 1989, RW 1989-90, 362; Cass. 25 oktober 1989, RW 1989-90, 1061.
3. HvJ EU, 1 december 2011, C-145/10, Painer, punten 87-88.
4. Zie bv. F. GOTZEN, "Het Hof van Cassatie en het begrip 'oorspronkelijkheid' in het auteursrecht", IRDI 2012, 203 ; B. MICHAUX, "La notion d'originalité en droit d'auteur: une harmonisation communautaire en marche accélérée", TBH 2012, 599 ; F. BRISON, noot onder Cass. 26 januari 2012, AM 2012, 336. Zie eveneens ons commentaar bij dit arrest (H. ABRAHAM, "Originaliteit vereist geen persoonlijk stempel meer?", IEFbe 150 ).
5. Cass. 31 oktober 2013, RW 2013-14, 1464.
6. Cass. 17 maart 2014, ICIP 2014, 251.
7. F. GOTZEN, op. cit., 203; B. MICHAUX, op. cit., 601.
8. HvJ EU, 1 december 2011, C-145/10, Painer, punt 89. Zie ook HvJ EU, 1 maart 2012, C-604/10, Football Dataco Ltd/Yahoo! UK Ltd, punt 38.
9. Zie Voorz. Kh. Antwerpen (staking), 25 september 2012, A/11/10734, IEFbe 296, onder verwijzing naar HvJ, 16 juli 2009, C-5/08, Infopaq, punt 45
10. M.-C. JANSSENS, "Auteursrechtelijke originaliteit en gebruiksvoorwerpen: geen evidentie", DAOR 2009, 313.
11. Zie bv. het recent overzicht van rechtspraak door S. FLECIJN en E. VAN MELKEBEKE, "Intellectuele rechten kroniek 2012", NjW 2013, 528.
12. Gent, 9 februari 2004, RABG 2005, 1845. Zie eveneens A. HALLEMANS, "De rechtsfiguur van de onafhankelijke creatie in het auteursrecht: Was Michael Jackson toch alleen?", IRDI 2008, 111.
13. idem.
2BE gewaarschuwd voor het uitzenden van een niet-conforme sponsorboodschap
VRM Algemene Kamer 14 juli 2014, IEFbe 972, dossier nr. 2014/150 (VRM tegen NV Medialaan)
De VRM onderzocht de uitzending (14 mei 2014) van een sponsorboodschap (voor 'Flexium Gel' ) op 2BE. Deze blijkt promotionele elementen te bevatten die zowel visueel als auditief aanzetten tot consumptie door het aanprijzen van 'Flexium Gel' als een snelle en efficiënte behandeling van spier- en gewrichtspijn. Het doel van de desbetreffende sponsorboodschap gaat volgens de VRM verder dan het winnen van naamsbekendheid door het louter vermelden van een slagzin of slogan. 2BE wordt gewaarschuwd voor deze overtreding op het Mediadecreet.
10.1. Sedert de inwerkingtreding van het decreet van 2 februari 2007 houdende wijziging van sommige bepalingen van titel III en titel IV van het Mediadecreet, dat de basis is voor de huidige definitie van sponsoring, moet een sponsorvermelding beperkt blijven tot een vermelding van de sponsor(s), zo blijkt uit de memorie van toelichting: “Hoewel [door het wegvallen van de tijdslimieten en het verbod op andere sponsorbepalingen] ruime mogelijkheden ontstaan voor het invoegen van sponsorboodschappen, zijn deze toch niet onbeperkt (…) Bovendien moet het onderscheid duidelijk blijven tussen sponsorvermeldingen en reclamespots. Het is de bedoeling dat sponsorboodschappen beperkt blijven tot een vermelding, en dat dit geen audiovisuele reclamespots worden.” (Parl. St., Vl. Parl., 2006-2007, nr. 1021/1, 7).
Het onderscheid tussen een sponsorvermelding en een reclameboodschap, zoals gezien door de decreetgever, wordt in de parlementaire voorbereiding als volgt verduidelijkt : “Verder is het vanzelfsprekend dat een sponsorvermelding moet voldoen aan artikel 2, 16°, van de mediadecreten, waarin het beoogde doel en de andere elementen van sponsoring worden omschreven. Het onderscheidende criterium is dan ook de boodschap, en niet de vorm, van de sponsorvermelding. Zo kan een sponsorvermelding, in tegenstelling tot een reclameboodschap, geenszins aanzetten tot consumptie. Een louter imago-ondersteunende slogan of baseline van de sponsor voldoet aan artikel 2, 16°, omdat deze niet aanzet tot consumptie.” (Parl. St., Vl. Parl., 2006-2007, nr. 1218/4, 3).
In voorliggende zaak gaat het niet om een louter imago-ondersteunende boodschap van de sponsor in kwestie. De sponsorvermelding bevat specifieke promotionele elementen die aanzetten tot consumptie, zoals blijkt uit het beeld van een brandweerman met pijnlijke rug, die een tube ‘Flexium Gel’ krijgt overhandigd en de bijhorende auditieve boodschap ‘Flexium Gel dringt de huid op enkele seconden binnen en werkt in op de kern van de pijn om deze efficiënt te bestrijden. Flexium Gel, eerste hulp bij spier- en gewrichtspijn.’ Daardoor is niet voldaan aan de bepalingen van artikel 2, 41°, van het Mediadecreet.
Wat de verwijzing van de omroeporganisatie naar artikel 92, 2°, van het Mediadecreet en de toevoeging van het woord ‘rechtstreeks’ betreft, wordt erop gewezen dat deze bepaling betrekking heeft op de gesponsorde programma’s en niet op de sponsorvermelding als dusdanig.
10.2. Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM er rekening mee dat in de betrokken uurschijf de uurlimiet voor reclame – de duur van de sponsorvermelding meegeteld – niet werd overschreden en dat in de afgelopen jaren ten aanzien van Medialaan geen gelijkaardige inbreuk op het Mediadecreet werd vastgesteld. Daarom is een waarschuwing in dit geval een gepaste sanctie.
Boetes voor het te vaak snel onderbreken van telewinkelprogramma's en het niet herkenbaar maken van publi-reportages
VRM Algemene Kamer 14 juli 2014, IEFbe 971, dossier nr. 2014/149A (VRM tegen NV Medialaan)
De VRM controleerde de uitzendingen van verschillende televisieomroeporganisaties (13 mei 2014, 17u - 23u), waaronder JIM. De VRM stelt vast dat het telewinkelprogramma 'JIM Request Live' vijf maal wordt onderbroken na minder dan vijftien minuten. Het Mediadecreet bepaalt echter dat telewinkelprogramma's zonder onderbreking minimaal vijftien minuten in beslag moeten nemen. Ook worden twee publi-reportages uitgezonden ('Godzilla Preview' en 'The Big Splash 2014') die niet duidelijk als dusdanig herkenbaar zijn gemaakt. De VRM legt JIM hiervoor een boete van 2.500 euro op.
10.1. Telewinkelprogramma
In het programma ‘JIM Request Life’, zoals tijdens de onderzochte periode uitgezonden, worden door de kijkers aangevraagde muziekclips getoond. Een presentatrice/VJ praat de clips aan elkaar en voert gesprekken met kijkers. Tijdens de hele duur van het programma loopt in een balk onderaan het scherm volgende tekst: “Welkom bij JIM REQUEST LIVE! Chat mee met de VJ’s. SMS CHAT + je boodschap naar 6611 € 0,75 per o/v bericht. Maak je eigen NICK aan SMS: NICK + je naam naar 6611 €0,75 v/o bericht. Vraag je favoriete clip aan! SMS CLIP gevolgd door je clip naar 6611 € 0,75 v/o bericht. Of bel voor je favoriete clip, bel naar 070/222546 € 0,30 per minuut.” In een andere banner daar vlak boven worden doorlopend chatberichten getoond die vaak geen verband houden met de inhoud van het programma. Ook verschijnen af en toe statische pancartes in beeld met de oproep om te bellen, sms’en of ‘skypen’ en deel te nemen aan wedstrijden, vragen op te lossen of clips aan te vragen.
Waar Medialaan in haar verweer betwist dat het voorliggende programma ‘JIM Request Live’ een telewinkelprogramma is, verwijst zij in de eerste plaats naar rechtspraak van Hof van Justitie van de Europese Unie. Het arrest van het Hof van Justitie van 18 oktober 2007 1 , waar Medialaan vermoedelijk naar verwijst, werd echter gewezen in een specifieke zaak, namelijk als antwoord op een prejudiciële vraag over de zogenaamde belspelletjes. Het Hof beantwoordde de vraag onder welke voorwaarden dergelijke spelletjes als telewinkelen of als televisiereclame kunnen worden beschouwd.2 Het arrest heeft dus specifiek betrekking op belspelletjes en legt geen voorwaarden voor telewinkelen in het algemeen op. Gelet op de aard en inhoud van ‘JIM Request Live’, zoals hiervoor beschreven, is dit arrest derhalve niet dienstig voor de beoordeling van voorliggende zaak.3
Bij de beoordeling of ‘JIM Request Live’ als een telewinkelprogramma moet worden beschouwd, stelt de algemene kamer van de VRM vast dat Medialaan het programma zelf als dusdanig heeft aangeduid. Medialaan voert in haar verweer aan dat zij dit slechts doet om zich te conformeren aan de beslissingen van de VRM betreffende gelijkaardige programma’s en met name beslissing nr. 2013/025 van 28 oktober 2013 van de VRM die het programma ‘JIM Request Live’ behandelt. Gelet op de bijkomende en bijzondere aandacht voor de wisselwerking tussen de kijkers en de redactionele inhoud, meent Medialaan dat het programma opnieuw moet worden beoordeeld en er geen (of minstens niet langer) sprake is van een telewinkelprogramma.
Het element interactiviteit of de wisselwerking tussen de kijker en de redactionele inhoud van het programma wordt in de beslissingen van de algemene kamer in overweging genomen om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een telewinkelprogramma.4 In voorliggend geval stelt de
algemene kamer vast dat, ondanks het grotendeels interactieve karakter van ‘JIM Request Live’, voornamelijk wat de keuze van de uitgezonden clips betreft, het programma ook een loutere chatfunctie bevat, waarbij berichten worden uitgewisseld die geen verband houden met het programma en waarbij elke wisselwerking met het programma ontbreekt.
De uitzending van een banner waarin de mogelijkheid wordt aangeboden om tegen betaling gepersonaliseerde commentaar op het beeldscherm te laten verschijnen, wordt door de algemene kamer beschouwd als telewinkelen, zoals gedefinieerd in artikel 2, 45°, van het Mediadecreet. De onderste banner nodigt onder meer uit om deel te nemen aan de sms-chat met de vermelding van het tarief (€ 0,75). In het merendeel van de boodschappen gaat de presentatrice niet in op de commentaren en ontbreekt in dit geval elke wisselwerking tussen de kijkers en de redactionele inhoud. Het gaat dan louter om de verkoop van schermruimte. Hieruit volgt dat alle elementen van de definitie van telewinkelen aanwezig zijn bij het aanbieden van deze dienst tegen betaling.5
De vaststelling dat de chatfunctie gedurende de volledige duur van het programma in beeld blijft, volstaat om te besluiten dat de telewinkelaanbiedingen een groot deel van het programma uitmaken, waardoor het hele programma ‘JIM Request Live’ als een telewinkelprogramma wordt gekwalificeerd.
Overeenkomstig artikel 82, § 1, van het Mediadecreet kunnen lineaire televisieomroeporganisaties, zoals Medialaan, telewinkelprogramma’s uitzenden mits naleving van bepaalde voorwaarden, onder meer met betrekking tot de onderbreking van dergelijke programma’s.
Aangezien Medialaan tijdens de onderzochte periode ‘JIM Request Live’ vijf maal heeft onderbroken na minder dan vijftien minuten, heeft zij een inbreuk begaan op artikel 82, § 1, 3°, van het Mediadecreet, dat bepaalt dat telewinkelprogramma’s zonder onderbreking minimaal vijftien minuten in beslag moeten nemen.
10.2. Infomercials
Tijdens de onderzochte periode zijn twee publi-reportages of infomercials uitgezonden: ‘Godzilla Preview’ en ‘The Big Splash 2014’.
Overeenkomstig artikel 81, § 5, van het Mediadecreet mogen private lineaire televisieomroeporganisaties, zoals Medialaan, publi-reportages uitzenden indien ze in overeenstemming zijn met alle bepalingen uit het hoofdstuk ‘Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut’ uit het Mediadecreet. Dit veronderstelt onder meer dat publi-reportages duidelijk herkenbaar moeten zijn en moeten kunnen worden onderscheiden van redactionele inhoud, zoals bepaald in artikel 79, § 1, van het Mediadecreet.
Medialaan erkent dat het tonen van een PP-logo bij beide publi-reportages, het gebrek aan afscheiding op het einde van ‘Godzilla Preview’ en eventueel ook het verschijnen van het JIM-logo bij de infomercials een inbreuk op artikel 79, § 1, van het Mediadecreet kan vormen.
De algemene kamer is dan ook van oordeel dat de nfomercials ‘Godzilla Preview’ en ‘The Big Splash 2014’, zoals uitgezonden op JIM op 13 mei 2014, omwille van voornoemde elementen niet duidelijk herkenbaar zijn, waardoor artikel 79, § 1, van het Mediadecreet werd geschonden.
10.3. Sancties
Bij het bepalen van de sancties voor de vastgestelde inbreuken houdt de algemene kamer er rekening mee dat Medialaan heeft verklaardmaatregelen te hebben genomen om dergelijke inbreuken in de toekomst te vermijden.
Gelet op de aard en de ernst van de inbreuken is een administratieve geldboete van 2.500 euro voor schending van artikel 82, § 1, 3°, van het Mediadecreet en een waarschuwing voor schending van artikel 79, § 1, van het Mediadecreet een gepaste sanctie.
Nietigverklaring besluit Raad van de Europese Unie
HvJ EU 4 september 2014, IEFbe 970, zaak C-114/12 (Europese Commissie tegen Raad van de Europese Unie)
Nietigverklaring. Bescherming van de naburige rechten van omroeporganisaties. De Europese Commissie vordert nietigverklaring van het besluit van 19 december 2011 van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in het kader van de Raad bijeen over de deelname van de Europese Unie en haar lidstaten aan de onderhandelingen over een verdrag van de Raad van Europa over de bescherming van de rechten van omroeporganisaties. Het besluit wordt nietig verklaard.
Bestreden besluit
30 Op 9 februari 2011 heeft de Commissie bij de Raad van de Europese Unie een aanbeveling ingediend voor een besluit van de Raad waarbij haar wordt toegestaan te onderhandelen over het toekomstige verdrag van de Raad van Europa over de bescherming van de naburige rechten van omroeporganisaties.
31 Op 19 december 2011 hebben de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in het kader van de Raad bijeen het bestreden besluit vastgesteld, waarvan op 21 december 2011 kennis is gegeven aan de Commissie.
32 Het bestreden besluit luidt als volgt:
„De Raad [...] en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen,
Gezien het [VWEU], en met name artikel 218, leden 3 en 4,
Gezien de aanbeveling van de [...] Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De Commissie moet worden gemachtigd om namens de Europese Unie deel te nemen aan de onderhandelingen over een verdrag van de Raad van Europa over de bescherming van de rechten van omroeporganisaties, voor aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Europese Unie behoren en ten aanzien waarvan de Unie regels heeft vastgesteld.
(2) Uitsluitend voor zover tijdens de onderhandelingen aangelegenheden aan bod komen die onder hun bevoegdheid vallen, mogen de lidstaten in hun eigen naam deelnemen aan deze onderhandelingen. Teneinde een consequente externe vertegenwoordiging van de Unie te verzekeren, moeten de lidstaten en de Commissie tijdens het onderhandelingsproces nauw samenwerken,
hebben het volgende besluit vastgesteld:
Artikel 1
1. De Commissie wordt gemachtigd deel te nemen aan de onderhandelingen over een verdrag van de Raad van Europa over de bescherming van de rechten van omroeporganisaties, en die onderhandelingen namens de Unie te voeren voor aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Unie behoren en ten aanzien waarvan de Unie voorschriften heeft vastgesteld, in overleg met de Groep intellectuele eigendom (auteursrecht) (‚speciaal comité’).
2. De Commissie voert deze onderhandelingen overeenkomstig de in de bijlage bij dit besluit opgenomen onderhandelingsrichtsnoeren en/of de standpunten van de Unie die specifiek voor deze onderhandelingen zijn overeengekomen in het speciaal comité.
3. Wanneer het onderwerp van de onderhandelingen tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort, neemt het voorzitterschap ten volle deel aan de onderhandelingen en voert het deze namens de lidstaten op basis van een vooraf overeengekomen gemeenschappelijk standpunt. Als geen gemeenschappelijk standpunt kan worden vastgesteld, mogen de lidstaten onafhankelijk spreken en stemmen over de aangelegenheid in kwestie, onverminderd punt 4 hieronder.
4. De Commissie en de lidstaten werken gedurende het onderhandelingsproces nauw samen met het oog op een consequente internationale vertegenwoordiging van de Unie en haar lidstaten.
5. De Commissie en/of het voorzitterschap zorgen ervoor dat documenten betreffende de onderhandelingen tijdig aan de lidstaten worden verstrekt. Zij brengen voor en na iedere onderhandelingszitting op een open en transparante wijze verslag bij de Raad en/of het speciaal comité uit over het resultaat van de onderhandelingen en, in voorkomend geval, over eventuele problemen die zich tijdens de onderhandelingen voordoen.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Commissie.”
33 In de bijlage bij het bestreden besluit zijn de onderhandelingsrichtsnoeren opgenomen in de volgende bewoordingen:
„1. De Commissie zorgt ervoor dat het door de Raad van Europa voorgestelde ontwerpverdrag voor de bescherming van de rechten van omroeporganisaties passende bepalingen omvat die het de [...] Unie mogelijk maken partij te worden bij het verdrag.
2. De Commissie ziet erop toe dat de onderhandelingen zodanig worden gevoerd dat de geplande bepalingen verenigbaar zijn met richtlijn 2006/115 [...], richtlijn 2006/116 [...], richtlijn 93/83 [...] en richtlijn 2001/29 [...] en met de verbintenissen die de [...] Unie en haar lidstaten zijn aangegaan in het kader van de [overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom] onder auspiciën van de WTO.
3. Deze onderhandelingsrichtsnoeren kunnen worden aangepast aan de vooruitgang die wordt geboekt bij deze onderhandelingen.”
34 Volgens een verklaring betreffende de vaststelling van het bestreden besluit heeft de Commissie gedurende gehele procedure die tot dat besluit heeft geleid, het standpunt gehuldigd dat de Unie over een exclusieve bevoegdheid ter zake beschikt en heeft zij zich ertegen verzet dat door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten een „hybride handeling” zou worden vastgesteld.
102 Uit bovenstaande analyse blijkt dat de inhoud van de onderhandelingen over een verdrag van de Raad van Europa voor de bescherming van de naburige rechten van omroeporganisaties, zoals die is afgebakend door de aanbeveling van 2002, het memorandum van 2008 en het verslag van 2010, behoort tot een grotendeels door gemeenschappelijke regels van de Unie bestreken gebied en dat deze onderhandelingen gemeenschappelijke regels van de Unie kunnen aantasten of de strekking ervan kunnen wijzigen. Bijgevolg vallen die onderhandelingen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie.
103 Daaruit volgt dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3, lid 2, VWEU is vastgesteld.
Tweede tot en met vierde middel
104 Daar het eerste middel gegrond is, dient het bestreden besluit te worden nietig verklaard zonder dat de andere door de Commissie ter ondersteuning van haar beroep aangevoerde middelen hoeven te worden onderzocht.
Parodie: spanning tussen vrijheid van meningsuiting en auteursrecht
Otto Volgenant, 'Parodie de Wilde Weldoener', IEFbe 969.
Bijdrage ingezonden door Otto Volgenant, Boekx. Het Hof van Justitie heeft vandaag geoordeeld over een vordering van de erven Vandersteen, die een politieke parodie gemaakt door Vlaams Belang willen verbieden. De voorpagina van het stripboek Suske en Wiske De Wilde Weldoener werd door Vlaams Belang geparodieerd – als voorpagina van een kalender – om hun politieke boodschap te uiten. Is dat toegestaan? Of kan dat met een beroep op het auteursrecht worden verboden?
Het Hof neemt als uitgangspunt dat de parodie een geschikt middel vormt om een mening te uiten. Bij het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken moet een ‘rechtvaardig evenwicht’ worden gewaarborgd tussen enerzijds het recht van auteur en het recht van de gebruikers van beschermd materiaal anderzijds. Daarbij moet met alle omstandigheden van het geval rekening worden gehouden.
De erven Vandersteen vinden dat de parodie van Vlaams Belang een discriminerende boodschap heeft, omdat de personen die in het oorspronkelijke werk de muntstukken oprapen zijn vervangen door gesluierde en gekleurde figuren. Het Europese Hof verwijst de zaak terug naar de Belgische rechter, maar geeft een duidelijke aanwijzing mee. Het mogelijk discriminerende karakter van de parodie moet meewegen in de door de Belgische rechter te maken belangenafweging. Als de parodie inderdaad discriminerend is, dan hebben de erven Vandersteen er rechtmatig belang bij dat De Wilde Weldoener niet met een discriminerende boodschap wordt geassocieerd.
Maar klopt deze redenering wel? Wordt het originele stripalbum De Wilde Weldoener daadwerkelijk geassocieerd met de boodschap van Vlaams Belang? Of is het kenmerk van een parodie juist dat iedereen begrijpt dat er géén ideologisch verband is tussen het origineel en de parodie? Het grondrecht van de vrije meningsuiting komt er bekaaid vanaf in deze uitspraak. Het Luxemburgse Hof van Justitie EU kijkt – zoals vaak – meer naar de specifieke regelgeving van de EU dan naar de grondrechten zoals vastgelegd in het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Daarvoor moet je bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg zijn. Uitgangspunt van de vrijheid van meningsuiting is dat dit ook het recht omvat to offend, shock or disturb. Daar kunnen onder omstandigheden beperkingen voor gelden, en die heeft het EHRM in zijn jurisprudentie door de jaren heen ingevuld. Het is jammer dat het Luxemburgse Hof in zaken waarin het over grondrechten gaat niet kijkt naar het werk van hun Straatsburgse collega’s, die daarin gespecialiseerd zijn.
Otto Volgenant, Boekx Advocaten Media & IP
HvJ EU: Ruim baan voor de Europese parodie
HvJ EU 3 september 2014, IEFbe 968, zaak C-201/13 (Johan Deckmyn en Vrijheidsfonds VZW / Helena Vandersteen e.a.)
Zie eerder IEF 12642 en de Conclusie van A-G, IEF 13867. Wanneer een parodie een discriminerende boodschap weergeeft, kan de houder van de rechten op het geparodieerde werk eisen dat dit werk niet met deze boodschap wordt geassocieerd. De wezenlijke en unieke kenmerken van de parodie bestaan erin dat, enerzijds, een bestaand werk wordt nagebootst doch met duidelijke verschillen en, anderzijds, aan humor wordt gedaan of de spot wordt gedreven.
Prejudiciële vragen
„1) Is het begrip ,parodie’ een autonoom Unierechtelijk begrip?
2) Indien ja, dient een parodie de volgende voorwaarden te vervullen of aan de volgende kenmerken te voldoen:
– het vertonen van een eigen oorspronkelijk karakter (originaliteit);
– en wel zodanig dat de parodie redelijkerwijze niet aan de auteur van het oorspronkelijke werk kan toegeschreven worden;
– erop gericht zijn om aan humor te doen of de spot te drijven, ongeacht of de daarbij eventueel geuite kritiek het oorspronkelijke werk of iets dan wel iemand anders raakt;
– de bron vermelden van het geparodieerde werk.
3) Dient een werk nog andere voorwaarden te vervullen of aan andere kenmerken te voldoen om als een parodie bestempeld te kunnen worden?”
Het Hof (Grote kamer) verklaart voor recht:
1) Artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat het in deze bepaling vervatte begrip „parodie” een autonoom Unierechtelijk begrip is.
2) Artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat de wezenlijke kenmerken van de parodie erin bestaan dat, enerzijds, een bestaand werk wordt nagebootst doch met duidelijke verschillen met het bestaande werk en, anderzijds, aan humor wordt gedaan of de spot wordt gedreven. Het begrip „parodie” in de zin van deze bepaling dient niet te voldoen aan zodanige voorwaarden dat de parodie een ander eigen oorspronkelijk karakter vertoont dan louter duidelijke verschillen met het geparodieerde oorspronkelijke werk, redelijkerwijze aan een andere persoon dan de auteur van het oorspronkelijke werk zelf kan worden toegeschreven, betrekking heeft op het oorspronkelijke werk zelf of de bron van het geparodieerde werk vermeldt.
Evenwel moet de toepassing in een concreet geval van de beperking ten aanzien van de parodie in de zin van artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29 een rechtvaardig evenwicht in acht nemen tussen, enerzijds, de belangen en rechten van de in de artikelen 2 en 3 van deze richtlijn bedoelde personen en, anderzijds, de vrije meningsuiting van de gebruiker van een beschermd werk die zich beroept op de beperking ten aanzien van de parodie in de zin van dit artikel 5, lid 3, sub k.
Het staat aan de verwijzende rechter om, rekening houdend met alle omstandigheden van het hoofdgeding, te oordelen of de toepassing van de beperking ten aanzien van de parodie in de zin van artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29, in de veronderstelling dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde tekening deze wezenlijke kenmerken van de parodie vertoont, dit rechtvaardige evenwicht in acht neemt.
Zie ook:
AOMB
Het persbericht
Otto Volgenant, Opinie over Parodie De Wilde Weldoener
The IP Kat
Mr-Online
NautaDutilh