IEFBE 3835
28 november 2024
Uitspraak

Vacature Doctoraatsonderzoeker intellectuele rechten Universiteit Gent

 
IEFBE 3832
27 november 2024
Artikel

UPC overzicht: 19 t/m 25 november 2024

 
IEFBE 3834
25 november 2024
Uitspraak

Aanvraag uniebeeldmerk 'Russian Warship, Go F**k Yourself' terecht afgewezen

 
IEFBE 1057

VIER gewaarschuwd: sponsorboodschap wordt audiovisuele boodschap

VRM 13 oktober 2014, IEFbe 1057 (VRM tegen SBS Belgium)
Mediarecht. Sponsorboodschap. De VRM controleerde de uitzendingen van verschillende televisieomroepprogramma's (28 mei 2014, 16u-24u), waaronder VIER. Tijdens de onderzochte periode wordt een sponsorvermelding voor 'Chanel' uitgezonden. De spot spot duurt ongeveer 15 seconden. De spot toont een man die aan het surfen is. De merknaam 'Chanel' wordt in het begin gedurende 3 seconden getoond. Op de achtergrond is louter het geluid van de zee te horen. Aan het einde wordt het product auditief vermeld: "Allure Homme Sport, eau extrême" en wordt het parfumflesje 1,5 seconden getoond. Uit de memorie van toelichting blijkt dat een sponsorvermelding beperkt moet blijven tot de vermelding van de sponsor, terwijl de sponsorboodschap het karakter krijgt van een audiovisuele reclameboodschap. De VRM besluit VIER te waarschuwen voor deze overtreding.

In de parlementaire voorbereiding (Parl. St., Vlaams Parlement, 2006-2007, nr. 1218/4, 3) wordt het onderscheid tussen een sponsorvermelding en een reclameboodschap als volgt verduidelijkt: "Het onderscheidende criterium is dan ook de boodschap, en niet de vorm, van de sponsorvermelding. Zo kan een sponsorvermelding, in tegenstelling tot een reclameboodschap, geenszins aanzetten tot consumptie. Een louter imago-ondersteunende slogan of baseline van de sponsor voldoet aan artikel 2, 16°, omdat deze niet aanzet tot consumptie."

De VRM meent dat het in voorliggende zaak niet gaat om een louter imago-ondersteunende boodschap, slogan of baseline van de sponsor in kwestie. De opbouw van de spot is qua uitzicht en vorm vergelijkbaar met andere reclamespots voor parfum. Hoewel de spot geen expliciete promotionele elementen bevat, wordt door de beelden een sfeer gecreëerd, die aanzet tot consumptie. De spot krijgt dan ook het feitelijke karakter van een reclameboodschap. Dit wordt nog versterkt door het gegeven dat dezelfde spot door een andere private televisieomroeporganisatie als reclameboodschap in het reclameblok werd uitgezonden.
IEFBE 1053

Embargo 'Thatcher aan de Schelde' geschonden in P-magazine

RvdJ 13 november 2014, IEFbe 1053 (EPO tegen P-magazine)
Mediarecht. Journalist Nick De Leu interviewt Liesbeth Homans in het artikel in P-magazine. Het interview verwijst geregeld en uitgebreid naar het boek ‘Thatcher aan de Schelde’ van auteur Jan Vranken. EPO, de uitgever, bezorgde onder embargo een manuscript van het boek aan journalisten van verschillende media. Klager zegt dat P-magazine de afspraken over een embargo met betrekking tot het boek ‘Thatcher aan de Schelde’ niet heeft nageleefd. De Raad acht de klacht gegrond.

Uit de mailcorrespondentie tussen uitgeverij EPO en P-magazine blijkt volgens de Raad duidelijk dat beide partijen afspraken maakten over een embargo en dat EPO het manuscript van het boek aan de journalist van P-magazine heeft gegeven op basis van die afspraken. Uit het gepubliceerde artikel blijkt dat P-magazine die afspraken niet heeft nageleefd, terwijl het gevraagde embargo voldeed aan de elementen zoals omschreven in de richtlijn bij artikel 21 van de code: ‘Berichtgeving kan het voorwerp uitmaken van een embargo. Wanneer een dergelijke afspraak wordt gemaakt, wordt ze door de journalist nageleefd. Embargo’s zullen enkel worden gehonoreerd indien ze behoorlijk zijn aangevraagd, inhoudelijk precies zijn omschreven, overtuigend en uitdrukkelijk gemotiveerd zijn, gelden voor alle media en in de tijd beperkt zijn.’

IEFBE 1060

LION CAPITAL CONSULT doit modifier sa dénomination sociale

Tribunal d’arrondissement de Luxembourg 26 août 2014, IEFbe 1060 (LION CAPITAL LLP contre LION CAPITAL CONSULT S.A.)
Décision envoyée par Vincent Wellens, NautaDutilh. Resumé par Anne Delheid, Simont Braun. Luxembourg. Droit des marques. La requérante est titulaire de deux marques communautaires « LION CAPITAL » enregistrées le 25 août 2011 notamment pour des services de gestion d’affaires commerciales et des services financiers. La défenderesse fait usage de la dénomination sociale « LION CAPITAL CONSULT » sans y avoir été autorisée par la requérante. Le Tribunal confirme que la requérante peut se prévaloir de ses marques à l’encontre de la défenderesse, « nonobstant l’éventuelle antériorité de la dénomination sociale d’une société tierce ».

Après avoir constaté la similitude entre la dénomination sociale de la défenderesse et les marques de la requérante, le Tribunal précise que, « l’argument de la défenderesse suivant laquelle elle utiliserait les termes Lion Capital Consult uniquement à titre de dénomination sociale aux fins de son identification auprès du public est dénuée de toute pertinence étant donné que dans le cadre de son activité commerciale (…) elle fait forcément usage de sa dénomination sociale pour caractériser les services prestés par elle ».

Enfin, le Tribunal ajoute qu’une éventuelle situation de non concurrence entre les parties sur le territoire concerné ne saurait être invoquée valablement par la défenderesse, le titulaire de la marque ne devant pas prouver de préjudice dans son chef, ni justifier de l’usage de la marque dans chaque état membre.

Par conséquent, le Tribunal ordonne la cessation de toute utilisation par la défenderesse du terme « LION », seul ou en combinaison avec le terme « CAPITAL », et ordonne à la défenderesse de modifier sa dénomination sociale.

IEFBE 1058

Rode zool Louboutin is geen zuiver kleur-, maar een beeldmerk

Hof van Beroep Brussel 18 november 2014, IEFbe 1058 (Louboutin tegen Van Dalen)
Uitspraak aangebracht door Thierry van Innis, Van Innis & Delarue. en Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen. Merkenrecht. 2.20 lid 1 onder a BVIE. Hoger beroep richt zich tegen IEFbe 738 waarin het rode zoolmerk van Louboutin nietig is verklaard. Het Hof verklaart de eerdere vordering tot nietigverklaring van het merk ongegrond en stelt vast dat Van Dalen inbreuk maakt door het aanbieden van damesschoenen met hoge hakken die voorzien van een (quasi) identiek teken. Zij beveelt de staking op straffe van een dwangsom van 2.500 euro per schoen. Proceskosten: 402,60 + 11.000 (RPV procedure eerste rechter) + 210 (beroepsverzoekschrift) + 11.000 (RVP beroepsprocedure).

p. 28 Het betreft evenmin een zuiver kleurmerk.
In casu ontleent het als merk ingeschreven teken zijn onderscheidend vermogen (cfr. tevens infra) aan de plaats en de wijze waarop het wordt afgebeeld, zodat het als een beeldmerk dient te worden aangemerkt.
De rode kleur Pantone 18-1663TP is een element van het beeldmerk.

Het is niet omdat een beeldmerk op een vorm wordt aangebracht - in casu de zool van een schoen (zoals afgebeeld in de merkinschrijving) - dat het een vormmerk wordt.

p. 29 Louboutin stelt terecht dat er door de merkinschrijving geen bescherming voor een zool wordt opgeëist. De zool zelf waarop de kleur Rood Pantone 18-1663TP wordt aangebracht, is niet het voorwerp van het Beneluxmerk. Hetzelfde geldt voor de schoen zoals afgebeeld in de merkinschrijving. De merkinschrijving stelt uitdrukkelijk "le contour de la chaussure ne fait pas partie de la marque (...)" (voor vertaling zie feitenrelaas).

Alleen al om die reden kan Van Dalen geen nuttig middel putten uit artikel 2.28, lid 1. onder a) juncto artikel 2.1 lid 2 lid 2 BVIE om de nietigverklaring te vorderen van het Beneluxmerk van Louboutin.

26. Hoe dan ook, staat in casu voldoende vast dat het Beneluxmerk van Louboutin minstens na inschrijving, is ingeburgerd en daardoor onderscheidend vermogen heeft verkregen.
(...)
Dat andere ontwerpers van schoenen met hoge hakken (...) ook een rode kleur hebben aangebracht op de zool van bepaalde schoenen en daarmee een rode zool hebben gebruikt om, veelal incidenteel, een decoratief of bepaald visueel effect te bereiken, doet niets af aan het voortdurend gebruik door Louboutin van het teken dat als Beneluxmerk werd ingeschreven, als merk, op een consequente en zelfde wijze voor schoenen met hoge hakken.
IEFBE 1056

Sport10 gewaarschuwd voor uitzenden niet-conforme sponsorboodschap

VRM 13 oktober 2014, IEFbe1056 (VRM tegen Lint Media)
Mediarecht. Sponsorboodschap. De VRM controleerde de uitzendingen van verschillende televisieomroeporganisaties (19 juni 2014, 17u-23u), waaronder Sport10 (NV Lint Media). Tijdens de onderzochte periode wordt het auto- en rallyprogramma 'Pitstoptv.be' uitgezonden. Voor de aanvang van het tweede deel van het programma wordt een sponsorvermelding voor www.ikrijslim.be uitgezonden. Volgens de VRM krijgt de sponsorboodschap het karakter van een reclameboodschap waardoor ze niet strookt met artikel 2, 41°, van het Mediadecreet. De VRM besluit Sport10 te waarschuwen voor deze inbreuk.

Artikel 2, 41°, van het Mediadecreet:
"In dit decreet wordt verstaan onder:
41° sponsoring: elke bijdrage van een publieke of particuliere onderneming, een overheid of een natuurlijke persoon die zich niet bezighoudt met het aanbieden van omroepdiensten of mensen met de vervaardiging van audiovisuele of auditieve producties, aan de financiering van omroepdiensten of programma's met het doel zijn of haar naam, handelsmerk, imago, activiteiten of producten meer bekendheid te geven."
De VRM meent dat het in voorliggende zaak niet gaat om een louter imago-ondersteunende boodschap van de sponsor in kwestie. De sponsorvermelding bevat specifieke promotionele elementen die aanzetten tot consumptie door het gebruik van de woorden 'zin in' en 'splinternieuw'. Door de website www.ikrijslim.be als antwoord voor te stellen op de vraag "zin in een splinternieuwe wagen?" wordt de kijker aangespoord om die website te bezoeken. Daardoor is niet voldaan aan de bepalingen van artikel 2, 41°, van het Mediadecreet.
IEFBE 1052

Reportage niet onevenwichtig over rol Van Reybrouck tijdens WOII

RvdJ 13 november 2014, IEFbe 1052 (Leon Van Reybrouck tegen Acht en David Van Reybrouck)
Mediarecht. Auteur David Van Reybrouck treedt op in een reportagereeks die is uitgezonden op Acht en die is gemaakt door de Nederlandse VPRO. De reeks onder de titel ‘Het België van ...’ bestaat uit vijf reportages. De aflevering met David Van Reybrouck bevat een gesprek van Van Reybrouck met zijn oom Kamiel Van Reybrouck over de rol van Alfons Van Reybrouck tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het gesprek wordt gezegd dat Alfons Van Reybrouck nooit gestraft is. Klager zegt dat de woordkeuze ‘kleine garnaal’ verwijst naar crimineel gedrag, terwijl zijn vader na de oorlog formeel buiten vervolging is gesteld. De reportage had die buiten vervolgingstelling expliciet moeten vermelden. De Raad voor de Journalistiek oordeelt de klacht ongegrond en deels onontvankelijk.

Over de ontvankelijkheid van de klacht:
David Van Reybrouck treedt in de reportage op als gast en niet als reportagemaker of journalist. De reportage is gemaakt door twee Nederlandse journalisten. Daarom is de klacht ten aanzien van David Van Reybrouck onontvankelijk. Acht heeft de reportage uitgezonden en is als dusdanig mee verantwoordelijk voor de uitzending. Het feit dat de reportage gemaakt is door een andere TV-zender, ontheft Acht niet van zijn verantwoordelijkheid. Daarom is de klacht ten aanzien van Acht ontvankelijk.

Over de gegrondheid van de klacht:
Het onderdeel van de reportage over de rol van Alfons Van Reybrouck tijdens de Tweede Wereldoorlog, met het gesprek tussen David Van Reybrouck en Kamiel Van Reybrouck en het daarop volgend commentaar van David Van Reybrouck, geeft een evenwichtig en genuanceerd beeld van de rol van Alfons Van Reybrouck tijdens de Tweede Wereldoorlog, en bevat tegen hem geen onjuiste of lasterlijke beweringen.
IEFBE 1051

Conclusie AG: zaak Spanje tegen unitair octrooi moet worden afgewezen

Conclusie AG 18 november 2014, IEFbe 1051, zaak C-146/13 (Spain tegen Parlement en Raad)
Uit het persbericht: Advocate General Yves Bot: Spain’s actions against the European regulations implementing enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection must be dismissed. The unitary protection conferred provides a genuine benefit in terms of uniformity and integration, whilst the choice of languages reduces translation costs considerably and safeguards better the principle of legal certainty.

Op andere blogs:
Eubelius

IEFBE 1050

Dans le cadre d'une exploitation partagée avec un tiers

Cour de cassation 30 octobre 2014, IEFbe 1050 (Martin Y Paz contre Depuydt)
Décision envoyée par Eric de Gryse, Simont Braun. Droit des marques dans le cadre d’une exploitation partagée avec un tiers – fin du consentement du titulaire de la marque à l’usage de celle-ci par ce tiers et conséquences. Suite de IEFbe 475. La Cour casse partiellement l'arrêt attaqué du 8 novembre 2007 en tant qu'il statue sur l'usage des marques "N" et "Nathan Baume" pour des sacs à main et des chaussures; la Cour annule partiellement l’arrêt du 12 septembre 2008 en tant qu’il décide ce qu’il faut entendre par sac à main ; la cour renvoie la cause, ainsi limitée, devant la cour d'appel de Liège.

En réponse à la question préjudicielle posée par la Cour de cassation (arrêt du 2 décembre 2011), la Cour de Justice de l’Union européenne avait dit pour droit par son arrêt du 19 décembre 2013:

L’article 5 de la première directive 89/104/CEE du Conseil, du 21 décembre 1988, rapprochant les législations des États membres sur les marques, telle que modifiée par l’accord sur l’Espace économique européen, du 2 mai 1992, s’oppose à ce qu’un titulaire de marques qui, dans le cadre d’une exploitation partagée avec un tiers, avait consenti à l’usage par ce tiers de signes identiques à ses marques pour certains des produits relevant des classes pour lesquelles ces marques sont enregistrées, et qui n’y consent plus, soit privé de toute possibilité d’opposer le droit exclusif qui lui est conféré par lesdites marques audit tiers et d’exercer lui-même ce droit exclusif pour des produits identiques à ceux du même tiers."

La Cour de cassation, faisant sienne cette interprétation et l’appliquant à l'article 2.20, alinéa 1er, a) et b) , de la Convention Benelux (...) décide:

Sur le premier moyen:
(...) Ni par la considération que la demanderesse "a donné un consentement irrévocable à ce que [le défenderesse] applique [les] marques ['N' et 'Nathan Baume'] sur [des] sac à main et [des] chaussures" ni par celle qu'"interdire [aux défendeurs] de faire usage [de ces] marques [...] pour [ces produits] constituerait [...] un abus de droit", l'arrêt attaqué du 8 novembre 2007, qui constate que la demanderesse ne maintient pas son consentement, justifie légalement sa décision d'exclure les sac à main et les chaussures de l'interdiction qu'il intime aux défendeurs de faire usage desdites marques.
Sur le second moyen :
(…) Par la considération que, « dans les circonstances de l’espèce », la volonté de la demanderesse d’entamer « une commercialisation de [sans à main et de chaussures] sous les marques ‘N’ et ‘Nathan Baume’ constituerait un acte de concurrence déloyale », l’arrêt attaqué du 8 novembre 2007 ne justifie pas légalement sa décision d’interdire à la demanderesse l’usage de ces marques pour ces produits.

Sur JURICAF

IEFBE 1049

Trouver le diamant dans la mine de données ou les implications juridiques de l'exploration de données

L. Guibault, 'Trouver le diamant dans la mine de données ou les implications juridiques de l'exploration de données', Documentalist-Sciences de l'Information, 2014-2, p. 23-25.
Trouver le diamant dans la mine de données ou les implications juridiques de l’exploration de données [ recherche ] La conjonction du big data et du data mining offre de nombreuses perspectives aux chercheurs. Pour profiter pleinement de ces promesses, il est urgent de trouver des solutions juridiques.
Lees verder

IEFBE 1048

Bodypump is te miniem gebruikt zowel commercieel als geografisch

Hof van Beroep Gent 3 november 2014 & Rechtbank van Koophandel Gent 3 maart 2011, IEFbe 1048 (Bodypump)
Uitspraak aangebracht door Wouter Seinen, Alexis Hallemans, Tom Heremans, CMS. Woord- en beeldmerk vervallen verklaard. HDD exploiteert groepsfitnessprogramma's en is sinds 2008 houder van woordmerk BODY PUMP en beeldmerk 'Lesmills Bodypump'. Gedaagde exploiteert The Escape Center en heeft in 1998 beeldmerk 'bodypump' gedeponeerd, maar heeft geen normaal gebruik gemaakt van het merk. Zowel commercieel als geografisch is het gebruik te miniem geweest. De stukken tonen veeleer aan dat het teken 'body pump' gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of dlensten waarvoor het is ingeschreven.

De stukken tonen veeleer aan dat het teken 'body pump' gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of dlensten waarvoor het is ingeschreven.

13. HDD werpt op dat de heer X geen normaal gebruik gemaakt heeft van het woord- en beeldmerk dat hij deponeerde (toepassing van artikel 2.26 en 2. 27 BVIE). Met name zou het gebruik te miniem zijn, zowel wat betreft de commerciële exploitatie als geografisch.

Er wordt een normaal gebruik van een merk gemaakt wanneer het, overeenkomstig de wezenlijke functie ervan, te weten het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, wordt gebruikt teneinde voor die waren of diensten een afzet te vinden of te behouden, met uitsluiting van symbolisch gebruik dat alleen ertoe strekt, de aan de merkinschrijving verbonden rechten te behouden. Bij de beoordeling of een normaal gebruik van het merk is gemaakt, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden aan de hand waarvan kan warden vastgesteld dat de commerciële exploitatie ervan in het economische verkeer regel is, inzonderheid de gebruiken die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd warden geacht om voor de door het mark beschermde waren of diensten marktaandelen te behouden of te verkrijgen, de aard van die waren of diensten, de kenmerken van de markt en de omvang en de frequentie van het gebruik van het merk, (GEU 19 december 2012, C-149/11, Leno Merken BV/Hagelkruis Beheer BV, curia.europa.eu, r.o. 29)

(...)
Met de neergelegde stukken bewijst de heer X onvoldoende dat hij het gedeponeerde woord- en beeldmerk 0628 789 gebruikt heer voor het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven. Dit is zijn identiteit, minstens de identiteit van het fitnesscentrum waar het merk gebruikt word. Er kan uit de stukken niet afgeleid worden dat het merk gebruikt werd om aan de gemiddeld geïnteresseerde consument duidelijk te maken dat een fitnessdienst aangeboden werd, die specifiek van de heer X, desgevallend van zijn fitnesscentrum, afkomstig was. De stukken tonen veeleer aan dat het teken “Bodypump" gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat de heer X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven.

Dit alles verantwoordt niet dat de heer X een monopolie heeft op het teken "Bodypump", dat in principe voor de gehele Benelux geldt.

Op andere blogs:
Dirkzwager