IEFBE 3947
5 augustus 2025
Artikel

Lost Mary OkiData af, of Lost In Cyberspace?

 
IEFBE 3946
4 augustus 2025
Artikel

Artikel Bram Bogaerts over het arrest Tradeinn Retail Services tegen PH

 
IEFBE 3945
22 juli 2025
Artikel

Benelux Merkencongres spreker uitgelicht: Tomas Westenbroek

 
IEFBE 3947

Lost Mary OkiData af, of Lost In Cyberspace?

Annotatie bij <lostmarydirect.com>, 3 juni 2025, IEF 22827; CAC-UDRP-107605 (Dashing Joys en Imiracle tegen Zafar)[1] door Willem Leppink [2].

De recent gewezen beslissing over de domeinnaam <lostmarydirect.com> is een opmerkelijke uitspraak. In deze beslissing gewezen (en ingezonden) door mr. Marieke Westgeest, domeinnaamgeschillenbeslechter [3] bij het Tsjechisch Arbitragehof, wijzigt [4] zij de sinds 2001 bestaande en internationaal gehanteerde Oki Data-criteria [5], die zij vervolgens omdoopt tot de Lost Mary- criteria.

Kort en goed wijst zij de klacht af omdat de klagers, fabrikanten van e- sigaretten, niet hebben kunnen bewijzen dat de verweerder, Mohammad Zafar, een wederverkoper (reseller) van deze producten, geen recht of legitiem belang had bij de domeinnaam. Onder de Uniform Domain Name Dispute Resolution Policy (UDRP), de geschillenregeling die van toepassing is op onder meer .com-domeinnamen, is het ontbreken van een recht of legitiem belang het zogeheten tweede element dat bewezen moet worden, naast dat de klagers moeten bewijzen dat de domeinnaam gelijk is aan of verwarringwekkend overeenstemt met het merk van de klagers (eerste element) en dat de verweerder te kwader trouw was bij de registratie en het gebruik (derde element) [6].

IEFBE 3946

Artikel ingezonden door Bram Bogaerts, Visser Schaap & Kreijger

Artikel Bram Bogaerts over het arrest Tradeinn Retail Services tegen PH

Artikel geschreven door Bram Bogaerts. De houder van een nationaal merk kan een derde verbieden om in het buitenland inbreukmakende producten in voorraad te houden met het doel deze aan te bieden of in de handel te brengen in de lidstaat waar het nationale merk wordt beschermd. Dit oordeelde het Europese Hof van Justitie op 1 augustus 2025, in zaak C-76/24. Een Duitse partij is houder van de (inmiddels vervallen) bovenstaande beeldmerken met nr. 30426551 en nr. 30426550, voor onder andere duikaccessoires.

Een in Spanje gevestigde handelaar in sportartikelen biedt via haar website en Amazon duikaccessoires aan met daarop de hierboven genoemde merken in Duitsland.

In beroep oordeelde het Oberlandesgericht Nürnberg, dat naast het verkoop en reclameverbod, dat het in voorraad hebben van inbreukmakende producten in het buitenland ook verboden was. Het Budesgerichtshof stelt vragen van uitleg.

IEFBE 3945

Benelux Merkencongres spreker uitgelicht: Tomas Westenbroek

De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Tijdens dit congres, waar actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal staan, hoort u onder meer Tomas Westenbroek. Hij is verbonden aan het Instituut voor Informatierecht (IViR) en doceerde eerder aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Verder werkt hij als Legal Officer bij het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP). In zijn bijdrage tijdens het Benelux Merkencongres zal Westenbroek ingaan op de manier waarop onderscheidend vermogen thans beoordeeld wordt en hoe dat is geëvolueerd. 

Westenbroek geldt als een bevlogen merkenrechtjurist. Zijn fascinatie voor het vakgebied begon al in 2011, toen hij zijn scriptie publiceerde bij deLex: Waarom is Bio Claire beschrijvend en AquaClean niet? Deze scriptie markeerde het begin van een loopbaan gewijd aan merkenrecht, dat hem sindsdien niet meer heeft losgelaten. Westenbroek haalt veel voldoening uit het delen van zijn passie voor het merkenrecht en inspireert als docent nieuwe generaties rechtenstudenten met zijn kennis en enthousiasme. Binnenkort verschijnt zijn artikel POSTKANTOOR IN ICELAND – On a margin of appreciation for European IP Offices in assessing the descriptiveness of trademarks in het tijdschrift Berichten Industriële Eigendom (BIE). 

Aanmelden voor het Benelux Merkencongres kan via deze link. Meer informatie over het programma vindt u hier.

IEFBE 3944

Gerecht EU bevestigt nietigverklaring merk ICELAND wegens beschrijvend karakter

Gerecht EU - Tribunal UE 10 jul 2025, IEFBE 3944; ECLI:EU:T:2025:729 (Iceland Foods en INTA tegen EUIPO en Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland), https://ie-forum.be/artikelen/gerecht-eu-bevestigt-nietigverklaring-merk-iceland-wegens-beschrijvend-karakter

Gerecht EU 16 juli 2025, IEF 22815, IEFbe 3944; ECLI:EU:T:2025:729 (Iceland Foods en INTA tegen EUIPO en Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland). Iceland Foods Ltd (Hierna: Iceland Foods) vordert bij het Gerecht van de EU de nietigverklaring van de beslissing van de Grote Kamer van Beroep van het EUIPO. Deze beslissing bevestigde de eerdere nietigverklaring van het Uniemerk ICELAND, dat geregistreerd was voor een breed scala aan waren en diensten in de klassen 7, 11, 16, 29–32 en 35 van de Nice-classificatie. In 2002 heeft zij het woordmerk ICELAND laten registreren. In 2016 dienden Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland een verzoek tot nietigverklaring in bij het EUIPO. Het merk werd hierop nietig verklaard. Iceland Foods ging hiertegen in beroep. De Grote Kamer van Beroep bevestigt dat het merk ICELAND niet in aanmerking kwam voor registratie als Uniemerk vanwege zijn beschrijvende karakter en gebrek aan onderscheidend vermogen. Het beroep van Iceland Foods tegen de nietigverklaring wordt verworpen. Bij het Gerecht verzoekt Iceland Foods dat deze beslissing van de Grote Kamer van Beroep wordt vernietigd. Het EUIPO verzoekt de vordering af te wijzen, net als Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland. De INTA, als interveniënt, verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing. Iceland Foods baseert haar vorderingen op artikel 7 lid 1 onder c, en onder b, van de Verordening inzake het Gemeenschapsmerk.

IEFBE 3943

HvJ EU in UPFR/DADA Music: Geen Unierechtelijke plicht tot forfaitaire minimumvergoeding voor fonogramproducenten, mits vergoeding billijk blijft

HvJ EU - CJUE 10 jul 2025, IEFBE 3943; ECLI:EU:C:2025:551 (UPFR tegen DADA Music), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-in-upfr-dada-music-geen-unierechtelijke-plicht-tot-forfaitaire-minimumvergoeding-voor-fonogramproducenten-mits-vergoeding-billijk-blijft

HvJEU 10 juli 2025, IEF 22814, IEFbe 3943; ECLI:EU:C:2025:551 (UPFR tegen DADA Music). De zaak betreft een geschil tussen de Uniunea Producătorilor de Fonograme din România (hierna: UPFR), een organisatie voor collectief beheer van de naburige rechten van fonogramproducenten, en DADA Music SRL (hierna: DADA Music), exploitant van een lokaal radiostation.De UPFR (Roemeense collectieve beheerorganisatie voor naburige rechten van fonogramproducenten) sloot op 20 oktober 2011 een niet-exclusieve licentieovereenkomst met DADA Music. Deze overeenkomst verleende DADA Music het recht om commerciële fonogrammen via de radio uit te zenden. De vergoeding was afhankelijk van de inkomsten of uitgaven van de omroepactiviteiten, met een minimale forfaitaire vergoeding van 250 EUR per kwartaal (lokaal station) of 500 EUR (nationaal station). Na de inwerkingtreding van Roemeense wet nr. 74/2018, die de wettelijke basis voor deze minimumvergoedingen introk, weigerde DADA Music deze nog te betalen. UPFR bleef echter van mening dat deze verplichting bleef gelden totdat een nieuwe vergoedingsmethode werd vastgesteld. In het kader van deze zaak heeft de verwijzende rechter de prejudiciële vragen gesteld aan het Hof [zie IEF 21961]. Hiermee wenst de rechter opheldering over de reikwijdte van het recht op een billijke vergoeding voor fonogramproducenten bij mededeling aan het publiek (artikel 8, lid 2), en over de toelaatbaarheid van een nationale regeling die voorziet in een forfaitaire minimumvergoeding, in het licht van het Handvest en de regels inzake collectief beheer.

IEFBE 3929

Nieuw verschenen bij deLex: Het Rechterlijk Verbod en Bevel van Prof. mr. C.J.J.C. van Nispen - Tweede geheel herziene druk

Ruim 46 jaar na de oorspronkelijke uitgave verschijnt deze klassieker in het privaatrecht in een volledig herziene editie. In deze tweede druk brengt Prof. mr. C.J.J.C. van Nispen het werk 'Het rechterlijk verbod en bevel' in lijn met het huidige Burgerlijk Wetboek en integreert belangrijke ontwikkelingen in rechtspraak en regelgeving, waaronder Europese invloeden als de Handhavingsrichtlijn en nieuwe ontwikkelingen zoals het FRAND-verweer. ‘Het rechterlijk verbod en bevel’ geeft een beredeneerde beschrijving van ons positieve recht op het stuk van de preventieve maatregelen bij onrechtmatige daad. Naast een systematische beschrijving van de vereisten voor een verbod of bevel, biedt het een diepgaande bespreking van verweren, rechterlijke beleidsruimte, formulering van het dictum en de rechtsgevolgen van het vonnis. De rechtsvergelijking met het Franse, Duitse en Engelse recht biedt daarbij stof tot reflectie op het Nederlandse systeem. Een onmisbaar werk voor juristen die zich verdiepen in het civiel procesrecht.
 

Voor meer informatie en bestellen kunt u de deLex shop bezoeken.

IEFBE 3942

Uitspraak ingezonden door Herwin Roerdink en Nicky Brouwer, Vondst Advocaten

Gedeeltelijke vernietiging EUIPO-beslissing wegens motiveringsgebrek over homogene categorie ontluchtingskappen

Gerecht EU - Tribunal UE 9 jul 2025, IEFBE 3942; ECLI:EU:T:2025:700 (Bouwbenodigdheden Hoogeveen BV tegen EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/gedeeltelijke-vernietiging-euipo-beslissing-wegens-motiveringsgebrek-over-homogene-categorie-ontluchtingskappen

Gerecht van de Europese Unie 9 juli 2025, IEF 22801, IEFbe 9342; ECLI:EU:T:2025:700 (Bouwbenodigdheden Hoogeveen BV tegen EUIPO). Bouwbenodigdheden Hoogeveen heeft in 2010 het woordteken BIENENBEISSER als Uniewoordmerk ingeschreven in de klassen 6 en 19. Dit zijn de klassen voor, kort gezegd, bouwmaterialen van metaal en bouwmaterialen niet van metaal, waaronder het product ontluchters. In 2021 heeft Sören Pürschel een vordering tot nietigverklaring van dit merk ingesteld. Deze is gedeeltelijk toegewezen en in 2023 heeft de nietigheidsafdeling van het EUIPO het merk vervallen verklaard voor zowel klasse 6 als klasse 19. Bouwbenodigdheden Hoogeveen heeft beroep ingesteld tegen de beslissing om het merk nietig te verklaren in klasse 19. Dit beroep is verworpen. Nu verzoekt Bouwbenodigdheden Hoogeveen bij het Gerecht alsnog om de bestreden beslissing gedeeltelijk te vernietigen. Zij voert in haar beroep drie samenhangende middelen aan: (1) onjuiste toepassing van het classificatiesysteem van de Overeenkomst van Nice, (2) onjuiste uitlegging van de rechtspraak, en (3) ten onrechte analoge toepassing van artikel 33, lid 7, van de Uniemerkenverordening. Bouwbenodigdheden Hoogeveen stelt dat zij het merk normaal heeft gebruikt voor een homogene warencategorie, namelijk “ontluchtingskappen”, ongeacht of deze van metaal (klasse 6) of niet-metaal (klasse 19) zijn. Volgens het EUIPO moet de beschermingsomvang uitsluitend gebaseerd zijn op de waren zoals ingeschreven volgens de Nice-classificatie.

IEFBE 3941

Uitspraak ingezonden door Mireille Buydens, Janson.

Hof van beroep te Brussel verklaart capsule vormmerk van Nestlé nietig

Brussel - Bruxelles 3 jul 2025, IEFBE 3941; 2017/AR/459 (Nestlé tegen Mondelez en Kraft Foods), https://ie-forum.be/artikelen/hof-van-beroep-te-brussel-verklaart-capsule-vormmerk-van-nestle-nietig

Hof van beroep Brussel 3 juli 2025, IEFbe 3941; 2017/AR/459 (Nestlé tegen Mondelez en Kraft Foods). Met arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 3 juli 2025 heeft Jacobs Douwe Egberts weer een slag gewonnen in de Nespresso-capsule-oorlog. Het vormmerk van Nestlé (bestaande uit de vorm van de Nespresso-capsule, ingeschreven voor met name dranken (koffie, thee, enz.) werd wederom nietig verklaart. Mondelez (dat de betreffende activiteiten gedurende de procedure had overgedragen aan Jacobs Douwe Egberts) had in eerste aanleg de geldigheid van dit merk betwist, met het argument dat het uitsluitend bestaat uit een vorm die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen. ​ De Ondernemingsrechtbank van Brussel had Mondelez in het gelijk gesteld en het merk van Nestlé nietig verklaard, waarna Nestlé in beroep ging. Het Hof heeft de nietigheid van het merk bevestigd. Het is van oordeel dat het litigieuze merk uitsluitend bestaat uit de vorm van het product die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen. Na eerst de essentiële kenmerken van de betrokken vorm te hebben vastgesteld, constateert het Hof vervolgens, dat al deze kenmerken van het merk (dubbele kegelvorm, cirkelvormige rand, omvouw, enz.) specifieke technische functies vervullen, zoals drukbestendigheid, stabiliteit en een effectieve afsluiting, en dat zij geen decoratieve of fantasie-elementen bevatten. Het feit dat er andere vormen bestaan waarmee hetzelfde technische resultaat kan worden bereikt, doet aan de nietigheid niet af, en het is niet nodig om de algemene doelstelling van het capsule-machine-systeem in aanmerking te nemen. Voorts merkt het Hof op, dat de vorm van een product die noodzakelijk is om een technisch uitkomst te verkrijgen, geen geldig merk kan vormen, zelfs niet indien de betrokken vorm (in casu de vorm van de capsule) door de relevante doelgroep als merk wordt erkend.

IEFBE 3940

Artikel ingezonden door Paul Kreijger en Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.

Artikel: Nationale wetgever mag Europees persuitgeversrecht versterken

Artikel geschreven door Paul Kreijger en Dirk Visser. Het Europees persuitgeversrecht laat ruimte voor wetgeving die platforms verplicht persuitgevers een billijke vergoeding te betalen voor gebruik van hun online nieuwscontent en daarover transparant en te goeder trouw te onderhandelen onder toezicht van een mededingingsautoriteit.

Dat is het advies dat advocaat-generaal Szpunar op 10 juli jl. aan het Hof van Justitie EU deed, naar aanleiding van vragen van de Italiaanse rechter in het beroep van Meta Platforms Ireland Limited (“Meta”), het Amerikaanse bedrijf achter Facebook, tegen een besluit van de Italiaanse mededingingsautoriteit AGCom.

IEFBE 3936

Kleurmerk blauw-groen van OMV mist onderscheidend vermogen volgens Gerecht EU

Gerecht EU - Tribunal UE 11 jun 2025, IEFBE 3936; ECLI:EU:T:2025:578 (OMV AG, Marques, International Trademark Association tegen EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/kleurmerk-blauw-groen-van-omv-mist-onderscheidend-vermogen-volgens-gerecht-eu

Gerecht van de Europese Unie 11 juni 2025, IEF 22793; IEFbe 3936; ECLI:EU:T:2025:578 (OMV AG, Marques, International Trademark Association tegen EUIPO). OMV AG diende een aanvraag in voor internationale merkregistratie binnen de EU van een kleurcombinatie bestaande uit gentiaanblauw en geelgroen. De aanvraag had betrekking op goederen en diensten zoals brandstoffen, additieven, waterstof en aanverwante retail- en installatiediensten. OMV beriep zich op prioriteit van een Oostenrijks merk. De onderzoeker van het EUIPO weigerde de registratie wegens het ontbreken van onderscheidend vermogen. OMV ging in beroep, maar de Kamer van Beroep wees het beroep af. De kleurcombinatie werd volgens de Kamer niet opgevat als aanduiding van commerciële herkomst, maar als decoratief. OMV verzoekt het Gerecht om vernietiging van die beslissing, onder aanvoering van drie middelen: onvoldoende motivering, gebrekkige beoordeling van het onderscheidend vermogen en schending van de beginselen van rechtszekerheid, gelijke behandeling en behoorlijk bestuur. INTA en Marques treden op als interveniënten.